Door de bosaanplant in de achttiende en vooral negentiende eeuw was de Utrechtse Heuvelrug herschapen van een zand- en heidelandschap in een met uitgestrekte bossen bedekte streek. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam het idee op dat boslucht gezond was. Dat gold niet alleen voor bijvoorbeeld TBC-lijders, maar het paste ook in de opkomende Körperkultur, met wandelingen, gymnastiekoefeningen en kamperen in de vrije natuur. Op de Heuvelrug werden sanatoria gebouwd, zoals het Christelijk Sanatorium in Zeist en Berg en Bosch in Bilthoven. Ook de 'bleekneusjes', kinderen uit de ongezonde binnensteden van Rotterdam en Amsterdam mochten vakantie houden op de Heuvelrug. Voor hen werden kinderkampen zoals vakantiekolonie Bethanië in Zeist, het Kinderhuis Zonheuvel bij Doorn en andere recreatie-instellingen opgericht. In verschillende buitenplaatsen werden internaten gevestigd.
Niet alleen zieken ontdekten de geneugten van een verblijf in de vrije natuur. Vele toeristen uit het westen van het land trokken naar de Heuvelrug. En niet alleen om in de bossen te wandelen. In 1953 werd, na een zware storm die een groot deel van een dennenbos velde, de Heidetuin aangelegd. Het Openluchttheater dat in 1952 in het bos werd gebouwd en zeer populair was, kon uiteindelijk de strijd met de televisie niet winnen en heeft slechts korte tijd bestaan. Succesvolle trekpleisters waren en zijn Ouwehands Dierenpark te Rhenen (1932) en de Pyramide van Austerlitz.