De Allersmaborg in Ezinge is vernoemd naar de familie Allersma. Hoofdeling en hereboer Duurt Allersma is de eerste die met de borg in verband kan worden gebracht. Hij duikt in 1489 op in de archieven als zijlrechter van het Aduarderzijl, en vijftien jaar later als rechter van Ezinge. Hij bezat een versterkt steenhuis, de Allersmaheerd. De oudste delen van de huidige borg wijzen op een steenhuis uit de 14e of 15e eeuw. De dikke muren zijn opgetrokken uit kloostermoppen. Vijf generaties Allersma woonden op de borg. Zij bouwden in de 16e eeuw een vleugel haaks op het bestaande huis. Rond 1650 maakten een gracht, singels en een ophaalbrug het huis tot een borg.
Na de Allersma's volgden enkele generaties burgemeesters afkomstig uit een geslacht dat was gevlucht uit de Zuidelijke Nederlanden, genaamd Busch, Busch de Marees, en De Marees van Swinderen. De familie gebruikte de borg als buitenhuis voor de zomer en de weekeinden. In 1720 verfraaiden ze de borg met de aanbouw van een nieuw voorhuis in neoclassicistische stijl. In 1817 kwam hierop nog een verdieping.
Jonkheer mr. Reneke Meinard Adriaan de Marees van Swinderen (1802-1899) woonde een groot deel van het jaar met zijn gezin op de Allersmaborg. Hij was 46 jaar lang notaris in Ezinge. De jonkheer liet het huis moderniseren. Het schathuis verdween en aan de achterzijde verrees een koetshuis met een paardenstal. De tuin werd ingericht in de Engelse landschapsstijl.
Jonkheer De Marees van Swinderen overleed in 1899, zonder erfgenaam. De borg werd geveild en viel in handen van de Groninger firma Switters en Terpstra. In 1901 kocht Jan Willem Bolt de borg en redde het van de sloop. Hij was de opvolger van De Marees als notaris in Ezinge èn als bewoner van de Allersmaborg.
Tussen 1923 en 1944 was de borg in handen van de Garnwerder landbouwer Olvert de Boer. Tijdens de Duitse bezetting werden op de borg mensen verborgen en delen van de collectie van het Rijksarchief Groningen veilig bewaard. Daarna woonden diverse families op de borg. Later was het eigendom van de gemeente Ezinge. Sinds 1970 is Staatsbosbeheer eigenaar van de Allersmaborg. Op 1 mei 2005 kreeg de Rijksuniversiteit Groningen de borg in erfpacht.
Borgen
Ooit stonden in Groningen honderden borgen. Sinds de 17e eeuw wordt de term gebruikt voor buitenplaatsen bewoond door jonkers, vaak afkomstig uit de Groninger regentengeslachten en de ommelander adel. Voorlopers van de borgen waren de steenhuizen, eigendom van hoofdelingen. Met de opkomst van de baksteenindustrie rond 1200 verrezen de steenhuizen vaak op plaatsen waar al eerder houten of vakwerkgebouwen stonden.
Aan het eind van de middeleeuwen luwden de conflicten op het platteland. De steenhuizen veranderden in woonhuizen. Er werden vleugels aan vast gebouwd, waardoor de gebouwen een U of een L-vorm kregen. Soms werden de steenhuizen gesloopt en dienden de stenen weer als bouwmateriaal voor een nieuw gebouw. De machtige hoofdelingen werden gaandeweg de 'heer' van een dorp met alle `heer'-lijke rechten en de inkomsten die daaraan waren verbonden: een belangrijke of doorslaggevende stem in rechtspraak, wetgeving, bestuur en waterschapszaken; een vinger in de pap bij kerkelijke zaken (het benoemen van de pastoor, op zondag vooraan in de kerk zitten, zelf met de familie begraven worden in de kerk), het recht om te jagen en een duiventil te bouwen. Het was mogelijk deze heerlijke rechten te erven, te schenken of te verkopen.
In de 17e en 18e eeuw groeiden de huizen uit tot borgen die blijk gaven van de status en de macht van de eigenaren. De bewoners wilden pronken met hun rijkdom. De borgen kregen rijke interieurs en fraaie tuinen en parken rondom.
De ommelander adel verloor met de Franse revolutie alle feodale voorrechten. De 19e eeuw was een periode van leegstand, verval en afbraak van vele borgen. Tegen het einde van de 20e eeuw kregen de borgen waardering als cultureel erfgoed.
Drie borgen te Zuidhorn
In Zuidhorn stonden ooit drie borgen, Jellema, Klinckema en Hanckema. Van alle drie is niets meer over. Alleen van de Hanckemaborg is sinds 1993 nog iets te herkennen in de vorm van het grondplan dat is gemarkeerd met muurtjes en strepen. In de middeleeuwen stond op deze plek waarschijnlijk al een steenhuis. Pabe Broersema breidde het huis uit tot een borg. In 1675 kocht Derck Jacob Clant de borg en liet het verfraaien. Clant was een belangrijk man en had zitting in het College van Gedeputeerden van de Ommelanden en de Staten Generaal. In 1804 stierf de familie in mannelijke lijn uit. Pieter Bindervoet, schoonzoon van de laatste Clant, werd een jaar later borgheer. Tussen 1842 en 1868 was het huis in bezit van de familie Gelderman. In 1877 liet de laatste bewoner, Maurits Clant Bindervoet, de borg afbreken.
De ommelander adel verloor met de Franse revolutie alle feodale voorrechten. De 19e eeuw was een periode van leegstand, verval en afbraak van vele borgen. Tegen het einde van de 20e eeuw kregen de borgen waardering als cultureel erfgoed.
Drie borgen te Zuidhorn
In Zuidhorn stonden ooit drie borgen, Jellema, Klinckema en Hanckema. Van alle drie is niets meer over. Alleen van de Hanckemaborg is sinds 1993 nog iets te herkennen in de vorm van het grondplan dat is gemarkeerd met muurtjes en strepen. In de middeleeuwen stond op deze plek waarschijnlijk al een steenhuis. Pabe Broersema breidde het huis uit tot een borg. In 1675 kocht Derck Jacob Clant de borg en liet het verfraaien. Clant was een belangrijk man en had zitting in het College van Gedeputeerden van de Ommelanden en de Staten Generaal. In 1804 stierf de familie in mannelijke lijn uit. Pieter Bindervoet, schoonzoon van de laatste Clant, werd een jaar later borgheer. Tussen 1842 en 1868 was het huis in bezit van de familie Gelderman. In 1877 liet de laatste bewoner, Maurits Clant Bindervoet, de borg afbreken.