In het kader van de ontginning was het zaak om tijdig het overtollige water te kunnen afvoeren. Hiertoe werd in aaneensluitende perioden een aantal watergangen gegraven die tevens zorgden voor de regulering van de waterstanden.
In eerste instantie waren dit de Woudenbergse Heijgraeff, die vanuit Valkenheide kwam, de Monnickenwetering en de Eeckrisse Wetering. In navolging daarvan werd de Dwarswetering ten zuiden van het landgoed Geerestein gegraven en een stuk van de huidige Woudenbergse Grift vanaf de Dwarswetering tot aan de Lunterse/Heiligenbergerbeek.
Bij het graven van de Schoonebeker Grift is deze verlengd tot de Molenweg (nu Zeisterweg) en later doorgetrokken tot de Dwarswetering zodat een open verbinding naar Amersfoort ontstond. De Wetering langs de Maarsbergseweg voerde in noordelijke richting via de kern van het dorp af. Deze stroomde verder via de westzijde van de Geeresteinselaan (waar later het haventje het Groote Vondel kwam) naar de Eeckrisse Wetering en is later verlegd naar de Dwarswetering.