Watersnood

De dreiging van het water

Tijd van wereldoorlogen

In de nacht van 13 op 14 januari 1916 stak er een zware noordwesterstorm op. Het water van de Zuiderzee steeg snel en de woeste golven beukten op de dijken in. De dijken waren niet tegen dit natuurgeweld opgewassen en braken door. Een groot deel van Eemland - het noordoostelijk deel van de provincie Utrecht - liep onder water.

Botters tegen de huizen
De visserboten (botters genaamd) in de haven van Spakenburg werden door de wind en het water opgetild en tegen de huizen gesmeten. De schade was enorm en veel mensen raakten alles kwijt. Wonder boven wonder overleefden alle mensen in Spakenburg de ramp. Later zijn er nog wel mensen overleden aan een longontsteking die ze hadden opgelopen in het gure weer. Op zondag 23 januari gingen de kerken weer open. Die hadden tot dan toe blank gestaan of als opvangplaats gediend voor mensen en dieren.

De gevolgen voor de boeren
De boeren hadden veel last van de overstroming. Veel dieren legden het loodje: honderden koeien en varkens, meer dan tweeduizend kippen en vele andere dieren overleefden de ramp niet. Het zoute water had het gras aangetast en de weilanden lagen er slecht bij. Een groot deel van het hooi was bedorven waardoor er een tekort aan veevoer dreigde.

De Afsluitdijk
De watersnood van 1916 was niet de eerste overstroming van het gebied. In 1825 had een zware overstroming plaatsgevonden en er zouden nog vele volgen. Om een einde te maken aan de overstromingen besloot de regering in 1918 de Afsluitdijk aan te leggen, waardoor de zee veranderde in een binnenmeer: het IJsselmeer. Het zoute zeewater werd langzaam zoet, waardoor de zoutwatervissen hier verdwenen. Dit betekende het einde van de haring-, ansjovis- en garnalenvangst.

Aartje "koninginnetje"
Tijdens de storm was Aaltje de Graaf hoogzwanger. Samen met haar man Peter Vedder en de kinderen was ze voor het stijgende water naar de zolder gevlucht. Toen begonnen de weeën. De vroedvrouw werd met een roeiboot door het woest kolkende water opgehaald. De vroedvrouw moest door het raampje boven de voordeur naar binnen klimmen. Drie uur later beviel Aaltje de Graaf van een meisje. Ze noemden haar Aartje.

Vlak na de ramp bezocht koningin Wilhelmina Spakenburg en hoorde van de geboorte van Aartje tijdens de storm. Ze bood aan Aartjes peettante te worden. De naam van het kind werd in de kantlijn van de burgerlijke stand alsnog veranderd in Aartje Wilhelmina. In het dorp stond ze voortaan bekend als Aartje Koninginnetje.