Op weg in Zuid-Holland
‘De provinciale weg’. Dat is voor iedere Nederlander een bekende term. Maar wat is de rol van de provincie bij zo’n weg? Is het een benaming uit vroeger tijden, of is de provincie verantwoordelijk voor de weg? Dat laatste is het geval.
Provinciaal wegbeheer
Het aanleggen, onderhouden en beheren van wegen is een van de belangrijkste taken van de provincie. Dat is het echter pas sinds het begin van de twintigste eeuw.
In 1819 gaf het Rijk het beheer en onderhoud van alle in Zuid-Holland gelegen rijkswegen in handen van de provincie. Dat gold ook voor de vaarwegen en bruggen. Twee jaar later kreeg de provincie daarnaast het toezicht op de wegen der tweede klasse. Dat zijn wegen die zijn bekleed met grind en puin. Het Rijk behield het toezicht op de bestrate wegen der eerste klasse.
Al snel gaf de provincie het beheer en onderhoud van wegen door aan gemeenten en waterschappen, die daarvoor financiële steun van de provincie kregen in de vorm van subsidies. Het toezicht bleef bij de provincie.
Na de oprichting van Provinciale Waterstaat in 1875 ging de provincie zich meer en meer bemoeien met wegen in de breedste zin van het woord: vaarwegen, spoorwegen, tramwegen, fietspaden en verkeerswegen. Vanaf 1907 nam Zuid-Holland weer wegen in eigen beheer. Dat resulteerde in 133 kilometer ‘provinciale weg’ in 1922.
In het eerste provinciale wegenplan uit 1927 trok de provincie voor het eerst geld uit voor de aanleg van eigen wegen, naast het omvangrijke onderhoud van al bestaande wegen. In totaal ging het om ruim 35 miljoen gulden. Dit provinciale wegenplan of ‘secundair wegenplan’ introduceerde ook de nu nog zo bekende wegnummering: alle wegen in ons land kregen een S-nummer, verwijzend naar deze secundaire wegen
In 1938 volgde nog het tertiair wegenplan, dat voorzag in subsidieverstrekking aan gemeenten en waterschappen als wegbeheerders. Deze wegen kregen een T-nummer. De nummering van wegen had trouwens vooral een administratief doel; langs de weg en op wegwijzers waren de nummers niet te zien.
Het Rijk ontwikkelde in de jaren ‘50 en ‘60 grote plannen voor de aanleg van meer en hoogwaardiger auto(snel)wegen. In een enkel geval werden ook autosnelwegen aangelegd als onderdeel van het provinciaal wegenplan, maar over het algemeen bleef de provinciale wegenbouw beperkt. Het toenemend maatschappelijk verzet tegen plannen als de Leidse Baan tussen Leiden en Wassenaar, leidde bij de provincie tot een focus op onderhoud en beveiliging.
Met de Wet Herverdeling Wegenbeheer van 1992 kregen veel wegen een nieuwe wegbeheerder. Zo werden rijkswegen overgedragen aan de provincies, die op hun beurt wegen overdroegen aan gemeenten of waterschappen. Alle ‘niet-autowegen’ kregen toen ook een N-nummer, dat ook op borden en hectometerpaaltjes is terug te vinden. Het is dus niet zo dat alle N-wegen tot het netwerk van provinciale wegen behoren. Sinds 1993 heeft de Provincie Zuid-Holland zelf geen autosnelwegen meer aangelegd, maar werkt ze hierin wel samen met Rijkswaterstaat . Dat is bijvoorbeeld het geval bij de aanleg van de Rijnlandroute.
Financiering
De provincie krijgt de middelen voor haar wegonderhoud van de rijksoverheid. Dat gebeurt via de ‘provinciale opcenten’, als onderdeel van de motorrijtuigenbelasting. Omdat de opcenten geen doelbelasting zijn hoeft de provincie deze niet uit te geven aan wegen. In de praktijk gaat er meer provinciaal geld naar de exploitatie van openbaar vervoer dan naar het wegennet.
Milieu en veiligheid
De inzet van de provincie is vooral gericht op beter en duurzamer onderhoud van wegen, een betere doorstroming van het verkeer en oog voor veiligheid en milieu. Een goede infrastructuur van wegen en een vlotte afwikkeling van het verkeer moeten leiden tot een optimale bereikbaarheid en zo min mogelijk verkeersslachtoffers.. .
Met de toename van het verkeer steeg ook het risico op ongelukken en ging de provincie zich steeds meer toeleggen op het bevorderen van de veiligheid. Alle provinciale wegen krijgen na groot onderhoud nieuwe belijningen volgens de richtlijnen 'Duurzaam Veilig'. Dit om ongevallen te voorkomen. De nieuwe strepen op de weg maken duidelijk hoe hard je mag rijden en welke weggebruikers zich op de weg mogen begeven.
Ook heeft Zuid-Holland de ambitie om alle wegen en vaarwegen in de provincie te verduurzamen. Een voorbeeld is de N211 tussen Westland en Den Haag, die sinds 2018 CO2 -negatief is. Samen met de N470 vormt de weg een vliegwiel voor verduurzaming. In deze projecten legt Zuid-Holland de lat net iets hoger dan gebruikelijk is. Dat heeft tot gevolg dat aannemers en leveranciers zich uitgedaagd voelen om creatief te zijn, te innoveren en samen te werken.
De N470 – die de A4 bij Delft via de A13 verbindt met de A12 bij Zoetermeer – is vanaf begin 2020 de meest duurzame weg van Nederland. De weg krijgt nieuw asfalt en een nieuwe inrichting die de veiligheid en doorstroming verbeteren. De provincie schreef acht duurzame maatregelen voor. Aannemer Boskalis voegde daar innovaties aan toe en koos voor duurzaam materiaal. Daardoor zijn het groot onderhoud en het beheer van de N470 de komende twaalf jaar CO2-negatief. Dat betekent dat de CO2-compensatie groter is dan de hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij de wegvernieuwing.