Door Marlies ten Berge
Tussen 1865 en 1985 stond er aan de Laat een grote neogotische kruiskerk. Deze Sint Dominicuskerk staat symbool voor de opbloei en neergang van het rijke roomse leven in Alkmaar.
De katholieken kenden een lange periode van achterstelling. Door de Tachtigjarige Oorlog was het calvinisme staatsgodsdienst geworden en konden de katholieken hun geloof alleen belijden als ze dit in het geheim deden. Toch bleven velen de oude godsdienst trouw en bestond er in de schuilkerken een bloeiend geestelijk leven. Pas na de Franse bezetting (1795) kregen katholieken wat meer rechten. Ze mochten nu wel hun godsdienst in het openbaar belijden, maar ze werden nog steeds achtergesteld. Dat veranderde pas met de Grondwet van 1848, waarbij de scheiding van kerk en staat geregeld werd. De katholieke kerk maakte een grote stap door in 1853 weer bisdommen in te richten.
Alkmaar was lange tijd de meest katholieke stad van Holland en in de 19e eeuw groeide het aantal katholieken snel. Halverwege die eeuw was eenenveertig procent van de Alkmaarse stadsbevolking rooms-katholiek. Ook in Alkmaar veranderde de organisatie van de kerk. In 1856 maakte de bisschop van Haarlem bekend dat de vier bestaande staties opgeheven zouden worden en vervangen door twee parochies: in het oostelijk stadsdeel zou de Sint Laurentiusparochie komen en in het westelijk stadsdeel de Sint Dominicusparochie. Dit betekende ook dat de dominicanen in Alkmaar bleven, de franciscanen verlieten de stad. De periode van de schuilkerken was definitief voorbij toen voor de nieuwe parochies ook nieuwe kerken gebouwd werden. Eerst werd de Sint Laurentiuskerk gebouwd aan het Verdronkenoord, en tussen 1863 en 1865 werd aan de Laat de Dominicuskerk gebouwd, die bediend werd door dominicaner priesters. Beide kerken werden ontworpen door de beroemde architect P.H.J. Cuypers. De Dominicuskerk was een kruiskerk in neogotische stijl met een forse toren, die meer dan een eeuw lang een markant onderdeel van het silhouet van Alkmaar zou vormen.
Met deze nieuwe parochies begon een periode van katholieke opleving, van emancipatie. Door schenkingen van parochianen werden de kerken rijkelijk versierd. De organisatie van de nieuwe parochies werd door de geestelijkheid energiek ter hand genomen, zodat een bloeiend kerkelijk leven ontstond. De reliek van het Heilig Bloed werd erkend en ook weer vereerd door het houden van een 'stille omgang'. Vergeefs werd geprobeerd de Alkmaarse martelaren uit 1572 heilig verklaard te krijgen.
Steeds meer verenigden de katholieken zich in eigen organisaties. Het katholieke leven bleek vorm te krijgen in een eigen zuil die geheel zelfvoorzienend was. Je deed boodschappen bij katholieke winkels, er was katholieke zieken- en bejaardenzorg, een katholieke krant, allerlei katholieke sportverenigingen. De Sint-Vincentiusverenigingen regelden de armenzorg. In vrijwel iedere levensfase en op ieder terrein van het maatschappelijk leven werd de eigen katholieke identiteit benadrukt.
Het katholieke leven bloeide en in 1910 werd de Sint Josephkerk in gebruik genomen als derde binnenstadskerk omdat de Dominicuskerk vol was. In het zich snel uitbreidende en groeiende Alkmaar werden later verschillende nieuwe kerkgebouwen neergezet, zoals de Don Bosco in de Overdie en de Pius X in het Hoefplan, later de Blije Mare in Alkmaar-Noord.
Maar het tij keerde. Ook bij de katholieken was niet iedereen even kerkelijk, en vanaf de jaren zestig werd steeds duidelijker dat de rooms-katholieke kerk niet alle leden meer onder haar hoede kon houden. De liturgie veranderde, er kwamen minder priesters, de processies trokken steeds minder deelnemers en allerlei katholieke instellingen gingen ter ziele. Het aantal kerkbezoekers daalde gestaag.
Rond 1970 moest een van de drie binnenstadskerken gesloten worden en de keus viel op de kerk aan de Laat. In 1985 werd deze, tot verdriet van velen, gesloopt. Alleen een hoektorentje naast winkelcentrum Domus herinnert nog aan de kerk en de katholieke glorietijd. Alkmaar is allang niet meer de meest katholieke stad van Holland.