Door Harry de Raad
Alkmaar heeft in de 16e en 17e eeuw een aantal opmerkelijke wetenschappers voortgebracht, van wie de bekendste ongetwijfeld Pieter van Foreest en Cornelis Drebbel zijn.
De arts Pieter van Foreest, in 1521 in Alkmaar geboren, bracht het grootste deel van zijn beroepsleven in Delft door, waar hij als stadsdokter de armen en behoeftigen bijstond. In 1575 was hij korte tijd verbonden aan de nieuwe Leidse universiteit. Meerdere keren gaf hij medische adviezen aan prins Willem van Oranje en diens familieleden. Op zijn oude dag keerde hij terug naar Alkmaar, waar hij op gunstige voorwaarden een benoeming kreeg tot stadsgeneesheer. Hij overleed er in 1597. Pieter van Foreest was geen vernieuwer en al evenmin een groot ontdekker. Hij maakte vooral naam door zijn boeken met ziektegeschiedenissen (de Observationes), waarin hij zich een zeer scherpzinnig observator toonde. Zo was hij een van de eersten die aantoonde dat men hartafwijkingen kan hebben zonder klachten, had hij veel aandacht voor de psychosomatische achtergronden van bepaalde klachten en gaf hij een zeer goede beschrijving van de pest. Het is jammer dat Van Foreest zijn ziektegeschiedenissen in het Latijn heeft geschreven, want het is fascinerende lectuur, met tal van bijzonderheden over de sociale omstandigheden van zijn tijd. De Observationes bleven na de dood van de auteur bijna twee eeuwen lang tot de standaardwerken van de internationale medische literatuur behoren. Op zijn grafzerk in de Alkmaarse Grote Kerk wordt Van Foreest niet voor niets vergeleken met de beroemde arts Hippocrates uit de klassieke oudheid. In het Latijn staat daar te lezen: 'als er ooit een Hippocrates onder de Nederlanders is geweest, dan is hij het'.
De andere Alkmaarder die het tot grote internationale roem bracht, was Cornelis Jacobsz Drebbel. Hij werd in 1572 in Alkmaar geboren. Al jong gaf hij blijk van zijn belangstelling voor techniek en werktuigbouwkunde. Na in Haarlem onderwijs in tekenen en graveren te hebben gevolgd, vestigde hij zich in zijn geboortestad. Hij was de maker van een prachtige gegraveerde kaart van Alkmaar, die in 1597 werd uitgegeven. Behalve als graveur, was Drebbel ook actief als instrumentmaker en werktuigkundige. In 1598 verwierf hij octrooien op onder meer een eeuwigdurend uurwerk, dat volgens hem op eigen kracht wel honderd of meer jaren kon blijven lopen. Het principe erachter, al in de oudheid ontdekt, had te maken met temperatuur- en luchtdrukverschillen die een hoeveelheid vloeistof deden stijgen of dalen. Drebbel wist veel aandacht te trekken met deze uitvindingen. Eind 1604, begin 1605 vertrok hij naar Engeland, waar hij een functie kreeg aan het hof van koning Jacobus I. Veel roem oogstte hij met zijn 'perpetuum mobile', een verdere uitwerking van zijn eeuwigdurend uurwerk. Van 1610 tot begin 1613 vinden we Drebbel vervolgens aan het hof van de Duitse keizer Rudolf II in Praag, een liefhebber van kunst en wetenschap. Hier hield hij zich bezig met allerlei alchemistische proeven en met de bouw van pompen voor de mijnbouw. Na de dood van de keizer keerde hij weer terug naar Engeland. Drebbel was er op allerlei terreinen actief. Zo bouwde hij een onderzeeboot, waarmee hij op de Thames een eind onder water heeft gevaren. Ook hield hij zich bezig met de constructie van microscopen en telescopen en ontwikkelde hij een nieuw methode voor het verkrijgen van een scharlakenrode kleur. Drebbel bracht de rest van zijn leven in Engeland door. Hij overleed in Londen in 1633.
De betekenis van Drebbel ligt in zijn grote vaardigheid als praktisch technicus. Daarin was hij een wegbereider van de moderne wetenschap, al staan zijn theoretische geschriften vol van alchemistische en mystieke bespiegelingen.
Van Foreest en Drebbel vergaarden de meeste roem, maar waren beslist niet de enige Alkmaarse wetenschappers. Gewezen moet worden op de bekende vestingbouwer Adriaen Anthonisz en zijn zonen Adriaan en Jacob Metius, die faam verwierven als respectievelijk wiskundige en uitvinder.