Aanvankelijk waren alleen kerken, openbare gebouwen en stadsmuren van steen en de meeste woningen in de stad van hout en leem. De daken van de huizen waren bedekt met stro, riet en plaggen. Deze bouwmaterialen waren bijzonder brandbaar. Regelmatig gingen dan ook delen van de stad in vlammen op.
De proosdij
Het huis Sandrasteeg 8, nu het oudste stenen woonhuis van Nederland, vormde van oorsprong de toegangspoort tot de proosdij. Het huis is opgetrokken uit trachiet en tufsteen, door schippers aangevoerd uit de Eifel. Het betrof kostbaar materiaal, zodat aanvankelijk alleen kerken, openbare gebouwen en stadsmuren van steen gebouwd werden.
Stadsbranden
Op zaterdag 21 juli 1334 werd de bevolking van Deventer opgeschrikt door een zeer felle en snel om zich heen grijpende brand. In enkele uren brandde tweederde van de stad tot de grond toe af. In de wijken rond de Assenstraat, de Polstraat, de Bisschopstraten en de Waterstraat bleef geen huis gespaard. Maar ook stenen gebouwen als de Lebuïnuskerk en het Heilige Geest Gasthuis aan de Brink (nu een onderdeel van de openbare bibliotheek) werden zwaar beschadigd.
Verdere verstening
Om herhaling te voorkomen ging het stadsbestuur het gebruik van veiliger bouwmaterialen bevorderen. De eerste jaren werd vooral het gebruik van daktegels gesubsidieerd. Logisch, omdat door de rookluiken in de daken nogal wat vonken terechtkwamen op de met stro gedekte daken, waardoor veel branden veroorzaakt werden. Van deze regeling werd gretig gebruik gemaakt. Tussen 1337 en 1350 zijn meer dan 5.000.000 daktegels gesubsidieerd. Toen in 1360 de verdubbeling van de stadsmuren voltooid was, kwam bij de stad meer geld en bij de steenbakkerijen langs de IJssel capaciteit vrij, zodat het mogelijk werd ook de kosten voor het metselen van muren te subsidiëren.
Tichelovens
Omdat het transport van klei en bakstenen erg duur was, gebeurde het bakken meestal in de buurt van de vindplaats van de klei. In het najaar werd de klei uitgegraven en vermengd met water. Vervolgens werden van deze klei de stenen gevormd die in de periode van april tot september werden gebakken. De bakstenen (tichels) werden gebakken in kleine tichelovens door de tichelaar, de stenenbakker. Deze ovens stonden langs de IJssel. Tot in de 20ste eeuw hebben er langs de rivier nog steenfabrieken gestaan.