Weinig goede wegen
Voor 1800 waren er weinig goede wegen in Noord-Holland. De wegen bestonden meestal uit zandpaden of onverharde karrensporen. Daarbij ging het meeste vervoer over water. Zowel over natuurlijke waterwegen als over de gegraven trekvaarten. Het gebied achter de strandwallen was vrij drassig was, daarom werd er gekozen voor vervoer over het water. Voor 1800 voelde de overheid zich niet verantwoordelijk voor het aanleggen van wegen. Na 1880 werden er meer wegen aangelegd. Dit gebeurde zowel door de overheid als door rijke burgers.
Nieuwe verbindingen in Alkmaar
In Alkmaar kwam er een groot kanaal dwars door de stad heen, het Noord-Hollands kanaal. De aanleg begon in 1819 en duurde maar liefst 5 jaar tot 1824! Het was de nieuwe verbinding tussen de haven van Amsterdam en Den Helder. Voor het kanaal moest wel een gedeelte van de oude binnenstad worden opgeofferd. De initiatiefnemer van dit project was Koning Willem I. Ook was hij betrokken bij de verharding van de doorgaande wegen. In Kennemerland werd hiervoor de oude straatweg tussen Alkmaar en Haarlem bestraat. Dit was één van de rijksstraatwegen. Na 1815 kreeg de weg klinkers en de nieuwe naam de Kennemerstraatweg.
Een verharde weg
In 1824 namen de drie eigenaren van grote buitenplaatsen zelf het initiatief om het zandpad van Heemstede naar Zandvoort te bestraten. Het ging om de heren Barnaart van Vogelenzang, Van Lennep van Huis te Manpad en Enschedé van Klein Bentvelt. Ook andere rijke burgers kwamen met plannen om de zandpaden met klinkers te bedekken. Hiervoor vroegen ze wel tol. Zo konden ze kosten van de aanleg terug verdienen. Op sommige dorpswegen bleef de tol zelfs nog bestaan tot aan de Tweede Wereldoorlog. Veel wegen in Kennemerland bleven rulle zandpaden en onverharde karrensporen. Wagens en rijtuigen bleven nog steeds vastlopen. 's Winters in de modder en sneeuw en 's zomers in het stof of stuifzand.
De eerste spoorlijn
De eerste spoorlijn lag gedeeltelijk in Kennemerland. In 1839 reed de eerste stoomtrein tussen Amsterdam en Haarlem. Dit betekende een grote verbetering van het vervoer. De trein, de ijzeren wegen genoemd, bracht de reizigers veel sneller van de ene naar de andere stad. Het ging wel vier of vijf keer zo snel als met de postkoets of trekschuit! In 1856 kreeg ook Alkmaar een spoorlijn. De lijn Alkmaar-Den Helder werd aangelegd. Twee jaar later gevolgd door het spoor van Alkmaar-Haarlem.
De stoomtram
Het vervoer werd nog beter door de komst van de stoomtramlijnen. In 1880 werd de eerste lijn geopend. Deze verbindingen waren eenvoudig en relatief goedkoop. En een belangrijke aanvulling op spoornet van de trein. Veel kleine dorpen op het platteland waren nu ook bereikbaar door de stoomtram. De trams stopten op plekken waar geen stoomtrein kwam. Door de stijgende welvaart en meer vrije tijd gingen steeds meer inwoners uit Noord-Holland een dagje op stap. Bijvoorbeeld naar het strand, de stad of naar de Alkmaarse kaasmarkt.
Stoomlocomotief Bello en de blauwe tram
Bello reed jarenlang van Alkmaar naar Bergen aan Zee. Vanaf 1905 vertrok de trein van Egmond aan Zee via Alkmaar naar Bergen aan Zee. In 1934 stopte de treindienst van Egmond naar Alkmaar. Dit omdat er te weinig passagiers gebruik van maakten. Tot 1955 bleef de trein van Alkmaar naar Bergen rijden. Een andere populaire tram was de blauwe tram. Deze elektrische tram reed van Amsterdam naar Zandvoort via Haarlem. De eerste rit was in 1899 en de laatste rit werd gereden in 1957. De beste jaren voor de stoomtrams waren 1890-1920. Daarna nam het belang van de tram af. Eerst door de schaarste aan steenkool om de ketels te stoken. Daarna nam de autobus en de eigen auto het vervoer over.