Een belangrijke rol voor de kust
In de periode van 1850 tot 1930 was het druk in het kustgebied van Kennemerland. Bij Zandvoort, Wijk aan Zee, Egmond en Bergen werd er gevist. Bij Zandvoort en Bergen aan Zee gingen mensen pootjebaden of zwemmen. De toeristen uit binnen- en buitenland kwamen voor hun gezondheid naar de zee. Maar ook gewoon omdat ze het leuk vonden. De kust was een belangrijke inspiratiebron voor kunstenaars. Dit kwam door het bijzondere licht en de mooie pittoreske vissersplaatsen. De duinen zorgden voor schoon water en de gezonde zeelucht hielp mee bij de behandeling van ziektes.
Zandvoort
In 1881 opende in Zandvoort de Kurzaal. Dat was drie jaar eerder dan het beroemde Kurhaus in Scheveningen. De Kurzaal was een luxe hotel met paviljoens en vier torens. Het leek wel een sprookjeskasteel. Naast het hotel was er ook Passage. Deze was met glas overdekt en hierin zaten maar liefst 26 winkels. De Passage verbond de Kurzaal en de andere badhotels met het treinstation. Op het nieuwe station Zandvoort Bad kwamen gewone treinen aan. Maar één keer per week was de aankomst van de rechtstreekse expresse-stoomtrein uit Bazel, Zwitserland. In deze trein zat de beau monde van Europa. Zij kwamen speciaal naar Zandvoort. Na de opening in 1828 van het Groot Badhuis en de eerste verharde weg door de duinen was Zandvoort snel gegroeid. In krap een halve eeuw was het een kuur- en badoord van allure geworden.
De kust als reisbestemming
De kust als reis- en vakantiebestemming kwam na 1800 op. Dit had te maken met nieuwe ideeën over gezondheid. Ook was veel makkelijker om naar de kust te reizen. Moderne artsen vonden de zuivere zeelucht en baden in zeewater heel gezond voor lichaam en geest. Ook werkte het als therapie bij bepaalde ziektes. Er kwamen badhotels. En je kon in het hotel zelf baden in een badkuip met zeewater. Of je werd vanaf het strand in een gesloten koetsje het water ingereden. Daarna kon je zelf het water inglijden. Na 1900 kwamen er nieuwe spoor- en tramverbindingen. Bijvoorbeeld de stoomtram Bello, die veel reizigers vervoerde tussen Alkmaar en Bergen aan Zee. Ook de elektrische tram tussen Amsterdam en Zandvoor bracht veel vakantiegangers en dagjesmensen naar het strand. Naast Zandvoort als grote badplaats groeiden Wijk aan Zee, Egmond en Castricum uit naar rustige familiebadplaatsjes.
Bergen aan Zee
In Bergen aan Zee waren de burgemeester en zijn vrouw verantwoordelijk voor de groei van de plaats. Het burgemeestersechtpaar Van Rheenen zorgde voor de uitbreiding van het dorp. Zij nodigden grote architecten als Berlage en Springer uit om plannen te maken. Slechts een gedeelte van de ontwerpen voor villa's en pensions werd uitgevoerd. Bergen was ook voor kunstenaars een interessante plek om te wonen. Tussen 1900 en 1925 was Bergen de ontmoetingsplek voor schrijvers, schilders, beeldhouwers en grafici. Bekende namen bij de schrijvers waren Herman Gorter en J.C. Bloem. Bij de schilders Leo Gestel en Charley Toorop. De schilders van de Bergense School schilderden voornamelijk stillevens en portretten. Ze werden aangetrokken tot het licht en het gezelschap in de kunstenaarskolonie in Bergen-Binnen.
Visvangst
Voor de dorpen aan de kust was de visserij een belangrijke bron van inkomsten. In Zandvoort, Wijk aan Zee, Egmond en Bergen leefde een groot deel van bevolking van de visvangst. Er werd gevist op schar, schol, haring en kabeljauw. De schepen zoals bomschuiten en pinken voeren uit bij vloed en kwamen weer binnen bij vloed. Gewoon op het strand want er was geen haven. Direct werd de vis geveild op het strand. Naast de visserij verdienden de bevolking ook geld met de aanleg van wegen, het breien van netten en onderhoud van de Hondsbossche Zeewering bij Schoorl. Extra geld kregen de kustbewoners door het strandjutten en het bergen en verzamelen van verloren lading of restanten van vergane schepen.
IJmuiden
De strandvisserij eindigde rond 1900 door de concurrentie van de grotere schepen zoals loggers. Een deel van de vissers ging in IJmuiden werken op grotere schepen. Na de opening van het Noordzeekanaal ontstond er aan de havenmond van IJmuiden een nieuwe haven. Hier begon er handel in vis. De vishandel leverde veel overlast op voor de grote zeescheepvaart. Uiteindelijk kwam er twee jaar later in 1898 een visafslag in IJmuiden. Door de aanleg van de spoorlijn naar Haarlem kon de vis zelfs naar Duitsland vervoerd worden.
Schoon duinwater
Door de slechte waterkwaliteit in de steden werden er veel ziektes veroorzaakt. De eigenaren van landgoed Leyduin, David van Lennep en zijn zoon Jacob van Lennep kwamen op het idee om water uit het duingebied te winnen. Zij richten in 1850 de Duinwatermaatschappij op. Hierdoor was het schone duinwater ook beschikbaar voor de minder rijke Amsterdammers. In de duinen bij Heemstede en Vogelenzang kwam in 1851 het eerste duinwater uit de grond. In Amsterdam werd het verkocht voor 1 cent per emmer. Nu is het winnen van water in handen van het Provinciaal Waterbedrijf Noord-Holland. Zij voorzien de hele provincie van schoon drinkwater.
Zuivere zeelucht
In de kuststreek was er volop frisse zeelucht. In het midden van de 19e eeuw ontdekte men dat de gezonde zeelucht hielp bij de genezing van tuberculose en bij andere ziektes. Door rust, reinheid en regelmaat in combinatie met de zeelucht en het zonnebaden konden patiënten hier goed herstellen. Speciaal voor stadskinderen waren er koloniehuizen. Hier kwamen kinderen aansterken die zwak en ondervoed waren. Ze hadden als bijnaam "bleekneusjes'. Tussen 1883 en 1970 brachten tienduizenden kinderen zes weken door in de vakantiekolonies. Het doel was om tuberculose te voorkomen en de gezondheid te verbeteren. Alle dagen hadden dezelfde regelmaat. Pap eten, wandelen, rusten en een lepel levertraan waren verplichte onderdelen. De huizen stonden in Egmond aan Zee, Zandvoort, Schoorl en Wijk aan Zee. In Bergen aan Zee stond het bekende Zeehuis en de kolonie Jong Nederland.