Na het einde van de 'Gouden Eeuw'
wordt IJsselstein een gewone gemeente zonder bijzondere status.
Hierdoor trekken de renteniers weg en verarmt de stad snel.
IJsselstein is gedurende de negentiende eeuw een anonieme en
geïsoleerde provincieplaats.
Na de invoering van de nieuwe grondwet in 1848,
waardoor onder meer de katholieken meer rechten krijgen, wordt de
hervormde bestuurlijke elite geleidelijk omgevormd tot een van
katholieke signatuur. Dat proces wordt ook beïnvloed door de vanaf
die tijd in IJsselstein opgekomen industrialisatie. Katholieke
ondernemers als Schilte (houtbewerking),
Van Rooijen (meubels), en later
Van de Koppel (bakstenen), spelen hierbij
een grote rol. Een symbool van deze overgang is de bouw van de
nieuwe Sint-Nicolaaskerk in
de jaren 1885-1887.
Soms komt de verhouding tussen de
katholieken en hervormden onder druk te staan. Dieptepunt zijn de
onlusten die in 1872 plaatsvinden bij de herdenking van de inname
van Brielle door de watergeuzen in 1572. Er ontstaat een proces van
toenemende verzuiling dat zich in elk
aspect van de samenleving voltrekt. Een voorbeeld hiervan is te
vinden in de opkomst en de organisatie van het verenigingsleven aan
het einde van de negentiende eeuw.
De woon- en leefomstandigheden zijn
voor het grootste deel van de bevolking slecht. Zo vinden er drie
cholera-epidemieën plaats, waarvan die uit 1892 het dieptepunt
vormt. De arbeiders wonen aan en bezuiden de 'Haven' en de
middenklasse en elite aan de noord-westzijde van de (binnen)stad.
Met de afbraak van het grootste deel van de stadsmuren en
vestingwerken, vindt na 1840 in het buitengebied de opkomst van een
rijke boerenstand plaats, inclusief de bouw van een groot aantal
hofsteden.
Aan het begin van de twintigste eeuw vinden er een aantal hervormingen plaats, waarmee IJsselstein uit zijn geïsoleerde positie wordt gehaald. In 1901 wordt de eerste (nationale) woningwet ingevoerd waarmee de volkshuisvesting wordt verbeterd, en in 1911 worden met de oprichting van het Gas- en Waterbedrijf aan het Hooglandse Jaagpad in het huidige Nieuwegein, de leefomstandigheden verbeterd. Sluitstuk vormt de oprichting van de brandweer in 1911, nadat een brand een deel van de oude Sint-Nicolaaskerk heeft verwoest.