De Hessenweg in Achterveld en Stoutenburg loopt vanaf de grens met Gelderland tot de brug over de Barneveldse beek bij de Copermolen (Hondhorsterbrug). De tegenwoordige weg volgt grotendeels de historische route die kooplieden uit het Duitse Hessen reden op weg naar Holland, sinds in 1605 bij Doesburg een schipbrug over de IJssel was gelegd
Kooplui uit Hessen
Hessenwegen vermeden dorpen en steden en liepen
over de woeste gronden, omdat de handelaren gebruik maakten van
hessenkarren. Die hadden een bredere spoorwijdte dan in Nederland
was toegestaan. De naam is afgeleid van de kooplieden uit Hessen
die indertijd het internationale transport voor hun rekening
namen.
Een provinciale inventarisatie uit 1815 vermeldde dat
de gemeente Stoutenburg maar één weg had, genaamd: Hessenweg. Deze
was bij droogweer mul en zanderig en bij veel regen bijna
onbruikbaar, wat werd veroorzaakt door het grote gewicht en de
brede sporen van de hessenkarren. De naam van de boerderij "het
Kwade Gat", naast de Oldenrijst, herinnert nog aan de slechte
begaanbaarheid van de weg op die laaggelegen plek.
Tollen
Hessenkarren reden vanaf de zeventiende eeuw de route van
Hessen naar Holland. Omdat het gebruik van de weg toenam
verzocht Stoutenburg in 1675 aan Amersfoort meer bij te dragen aan
de kosten voor onderhoud van de Hondhorsterbrug.
In 1741 deed Stoutenburg een poging om tol te mogen heffen aan de
brug. Maar pas in 1796 tijdens de Bataafse Republiek werd een nieuw
verzoek van Stoutenburg ingewilligd.
De inwoners van Stoutenburg en die van de Vrijheid van Amersfoort
(het stedelijk gebied buiten de ommuring) mochten gratis passeren.
Toen de schout van Stoutenburg op 23 oktober 1798 de voorlopige
rekening opmaakte, bleken de kosten f. 69,00 en de ontvangsten f.
25,00. Een eeuw gedoe om niets dus.
De gemeente Stoutenburg ging in 1856 akkoord met het afbreken en
opnieuw opbouwen van de brug en timmerman S. Knoppers uit
Amersfoort mocht het werk uitvoeren voor fl. 1190,00. Stoutenburg
kreeg toestemming om tolbomen te plaatsen bij deze brug en eveneens
oostelijk, bij de grens met de gemeente Barneveld.
Verharding
In 1855 kreeg de gemeente vergunning om de Hessenweg te
verharden met klinkers. De weg van Amersfoort naar Stoutenburg liep
over de zogenaamde tweede steeg onder Amersfoort, de brug bij de
Copermolen, langs de herbergen "de Gort" en "de Ruyter" tot aan de
grensscheiding met Gelderland. Om de weg te bekostigen gaf men
aandelen in de "Vereniging ter bestrating van den Hessenweg" ter
waarde van fl. 500,00 uit.
Pleisterplaatsen
Langs de Hessenwegen ontstonden herbergen om de
langstrekkende kooplieden de mogelijkheid te geven te rusten en de
paarden te verzorgen. Om de kostbare lading te beschermen tegen
diefstal werden de Hessenkarren in doorrijschuren gestald. Dit
waren grote schuren met aan de voor- en achterkant een deur zodat
de zware karren zonder te keren de schuur weer konden verlaten. In
Stoutenburg was de eerder genoemde herberg "de Ruyter" zo'n
pleisterplaats. De doorrijschuur die hier stond werd in 1950
afgebroken.
Met de komst van de spoorwegen eind 19e eeuw verloren
de Hessenwegen hun belang als internationale handelsroutes.