Jan Schoonhoven en de Nul-groep

Experimentele kunst als antwoord op de maatschappij

In 2010 bracht een wit structuurreliëf van Jan Schoonhoven (1914-1994) op een veiling bij Sotheby’s Londen een bedrag op van 814.325 euro. Volgens het veilinghuis was dit recordbedrag nooit eerder betaald voor een werk van de Delftse kunstenaar. Jan Schoonhoven is inmiddels een begrip in de internationale kunstwereld. Hij speelde een belangrijke rol bij de oprichting van de Nederlandse Informele Groep (1957) en de daaruit voortgekomen Nul-groep (1961). De in Delft opgerichte Nul-groep, bestond tot 1965.

De Nederlandse Informele Groep

De kunst van ‘Nul’ kwam voort uit de zogeheten informele kunst, die voor Schoonhoven een ommekeer in zijn werk zou betekenen. Grondlegger en voortrekker was de in Delft geboren Bram Bogart (1921-2012), die begin jaren vijftig van de twintigste eeuw de informele materie-schilderkunst in Nederland introduceerde. De hierop geïnspireerde Nederlandse Informele Groep, eveneens in Delft opgericht, werd gevormd door Schoonhoven, Jan Henderikse (*1937), Armando (1929-2018), Kees van Bohemen (1928-1985) en Henk Peeters (1925-2013). Hun streven was om herkenbare vormen op te lossen in de materie. Het was een reactie op de dynamische, kleurrijke schilderkunst van Cobra en de geconstrueerde kunst, zoals kubisme en constructivisme. De informele kunst kenmerkt zich door de afwezigheid van compositie en de aanwezigheid van maar één kleur (monochromie).

Nul-groep

Henderikse, Armando, Peeters en Schoonhoven maakten zich los uit de informele stroming en gingen in 1961 verder als Nul-groep. Ze sloot zich aan bij internationale bewegingen, zoals de Duitse Zero-beweging, waaraan ze naam ontleende. De Nul-groep streefde naar objectieve kunst, waarin het vermijden van persoonlijke gevoelens en het persoonlijk stempel essentieel was. Het werk mocht niets meer te maken hebben met de tot dan toe bestaande schilderkunst. Technologische verworvenheden werden hun inspiratiebron.

Werken worden monochroom uitgevoerd

In de geïndustrialiseerde consumptiemaatschappij bepaalden standaardisatie en massaproductie het dagelijks leven. Daarin was de kunst niet meegegroeid en de Nul-groep stelde zich ten doel te komen tot integratie van kunst en de moderne maatschappij. Ze bewonderde die maatschappij en wilde beschouwers bewust maken van de positieve uitingen. Ze verhief de alledaagse dingen in de maatschappij tot kunst. ‘Nul’ stond zo voor een beginpunt van waaruit alles kon voorkomen en beantwoordde daarmee aan het optimisme van de jaren zestig van de twintigste eeuw. De eeuwenoude ‘subjectieve’ materialen, zoals doek en olieverf, werden overboord gegooid en vervangen door moderne, industrieel vervaardigde materialen zonder duidelijke artistieke herkenbaarheid, zoals formica, plastic, nylon, metaal en rubber. Om tot maximale objectiviteit te komen, werden de werken volkomen monochroom uitgevoerd, zoals de witte reliëfs van Schoonhoven. Andere middelen die ‘Nul’ gebruikte zijn herhaling en serialiteit, beide uitingen van massaproductie. Typisch van ‘Nul’ is een herhaling van gelijkvormige elementen binnen één werk.

Geen enkele herkenbaarheid

Bij de Nul-groep onderscheidde Schoonhoven zich met zijn werk, doordat hij geen enkele herkenbaarheid wilde en zich in materiaalgebruik beperkte tot papier, karton, lijm en verf. Zijn eerste serieel wit geschilderde reliëf - een ordening van gelijkmatige witte vierkante vakjes op een rechthoekige ondergrond - dateert van 1960. Al zijn daaropvolgende reliëfs zijn wit en bestaan uit geometrische composities met eindeloze herhalingen van holle, bolle of terugwijkende vlakjes, waarbij schaduw en licht een rol spelen. Om objectiviteit te benadrukken, voorzag hij al zijn werk van een nummer, dat tevens de titel was. Het bestaat uit de twee laatste cijfers van het jaar van ontstaan en het volgnummer, en wordt voorafgegaan door een R (voor reliëf) en een T (voor tekening).