Nieuwe preekstoel

 

Aan het einde van de achttiende eeuw hebben de kerkmeesters financiële problemen. Deze problemen worden veroorzaakt doordat er een nieuw kosterhuis gebouwd moet worden, omdat de fundering van het oude huis zwak is. Een noodweer zorgt er daarnaast ook nog voor dat de ramen ernstig beschadigd raken en het herstel daarvan krijgt voorrang. De vernieuwing van het interieur was al aan het einde van de achttiende eeuw begonnen, maar het zou decennialang duren voordat het nieuwe interieur helemaal af is. Aan het begin van de negentiende eeuw trekt de financiële situatie van de Sint-Jan weer iets aan en haalt men de plannen voor een nieuw interieur opnieuw tevoorschijn.

De dominee die op dat moment in de Sint-Janskerk staat, ds. J.H. Krom, is erg geïnteresseerd in de verbouwingsplannen. Hij wordt daarom aangesteld als voorzitter van de bouwcommissie. In 1807 doet hij een voorstel om een nieuwe preekstoel te laten maken. Het kerkbestuur stemt in met zijn plan. De ontwerptekeningen voor een nieuwe preekstoel liggen dan al een tijd klaar en zijn inmiddels zelfs al wat verouderd. Het kerkbestuur is echter niet heel modegevoelig en laat de preekstoel ontwerpen op basis van de achttiende-eeuwse ontwerptekeningen van Husly, een beroemde architect, die ook het koorhek heeft ontworpen.

Het bouwen van een nieuwe preekstoel heeft heel wat voeten in aarde. De kerkdiensten kunnen niet meer in het schip plaatsvinden, omdat daar geen spreekgestoelte meer is. De oude preekstoel wordt daarom verplaatst naar de zuidbeuk en krijgt daar een plek onder glas 22. Ook doordeweeks zijn er kerkdiensten, maar die kunnen geen doorgang vinden in de Sint-Jan, omdat daar gemetseld en getimmerd wordt. De Waalse gemeente is gelukkig bereid hun kerk open te stellen voor de Sint-Jansgemeente, zodat de mensen toch doordeweeks een kerkdienst kunnen bezoeken. Op zondag komt de gemeente samen in de zuidbeuk.

In 1810 is de nieuwe preekstoel klaar. Het is een imposant geheel van houtsnijwerk in de vorm van bamboetakken met een kroon van bladeren. Uit de ontwerptekeningen blijkt dat de houtsnijder op het idee gekomen is om de kroon van bladeren groter te maken dan dat Husly in eerste instantie ontworpen heeft. Het is overigens niet duidelijk waarom Husly voor bamboetakken als versiering heeft gekozen.

Hoewel de preekstoel is gemaakt aan de hand van een relatief gedateerde ontwerptekening, betekent dat niet dat het kerkbestuur alle rages op het gebied van kerkinrichting langs zich heen laat gaan. Zo blijkt dat in 1824 een schilder de opdracht krijgt om de psalmborden wit te schilderen en de letters zwart, geheel naar de mode van de tijd. Niet alleen de borden werden witgeschilderd, in de negentiende eeuw is het mode om alles wit te pleisteren, het plafond, de muren en de pilaren.

Voor de nieuwe preekstoel plaatst men een nieuw doophek, waarachter het doopvont staat, waarop lampen worden aangebracht in de stijl van de kroonluchters van de kerk. Op 10 september 1810 is het geheel helemaal af en neemt de gemeente haar plaats voor de preekstoel weer in. In 1853 vernieuwt men de inrichting opnieuw, nu met een nieuw bankenplan.