Tienduizenden genoten van de riviergezichten. In stijl, want aan boord was het luxe dat de klok sloeg. De bemanning droeg uniformen van zwart fluweel met goudgalon. In de salons van stoomboten als "Merwede I", "W.F. Leemans" of "President Kruger" hingen schilderijen.
Hoe anders was het vervoer aan het begin van die eeuw nog geweest. In het voorjaar van 1807 reisde de Gorcumse burgemeester Matthijs Snoeck naar Noord-Holland. Met de trekschuit vertrok hij naar Vianen, waar hij overstapte op een beurtschip naar Amsterdam. In de hoofdstad bestelde Snoeck een koets die hem heen en weer bracht naar Haarlem. De tocht terug naar huis ging met de schuit naar Maarssen, waar een wagen met vier paarden wachtte voor de laatste etappe.
De meeste streekgenoten bleven echter in die dagen thuis, maar als ze op reis gingen, dachten de Alblasserwaarders en Vijfheerenlanders eerder aan een tocht over water dan aan over land. Alles was beter dan in de winter over glibberige kruinen van dijken te moeten rijden of over stoffige polderwegen in de zomer. Dan was de trekschuit, die sinds 1658 voer tussen Vianen en Gorinchem, of het beurtschip comfortabeler.
Na 1800 kwam het passagiersvervoer in een stroomversnelling. Steeds meer wegen werden bestraat, de diligence deed haar intrede en met de stoomtrein diende ook het stoomschip zich aan. Die vervoermiddelen waren niet alleen comfortabeler, maar gingen ook sneller en konden méér passagiers en vracht meenemen. De prijzen voor het passagiers- en vrachtvervoer doken omlaag. In die negentiende eeuw werden ook de waterwegen onder handen genomen. Het in 1370 gegraven kanaal Oude Zederik tussen Ameide en Meerkerk ging in 1825 op in het Zederikkanaal. In 1893 werd dit kanaal vervangen door het Merwedekanaal dat onderdeel was van de scheepvaartverbinding tussen Amsterdam en Duitsland. Aan het kanaal werden al snel tal van winkels, bedrijfjes en woningen gebouwd.
In de tweede helft van de negentiende eeuw zag de Gorinchemse beurtvisser George Belzer, varend met een tjalk, zijn nering opdrogen door de opkomst van de stoomvaart. Gorinchem kende in de hoogtijdagen van de stoomvaart tussen 1880 en 1915 maar liefst acht verbindingen met andere plaatsen. Dat was vooral te danken aan de Alblasserdamse scheepsbouwer Fop Smit die in 1848 het stoomraderschip De Merwede I in de vaart had gebracht. In de loop der jaren volgden nog eens tien van zulke schepen. Met de spoorlijn Dordrecht-Gorinchem-Geldermalsen die in 1885 werd geopend, kreeg Fop Smit het zwaar te verduren. De reizigers lieten de boot links liggen en namen voortaan de trein.