In de achtste en negende eeuw woonden er in ieder geval weer mensen op de top van donken en op de met de hand opgeworpen woonheuvels. Op die hogere delen was je veilig voor overstromingen en bouwden de kolonisten hun schamele boerderijtjes. Gemaakt van boomstammen en takken, die om beschut te zijn tegen de wind in elkaar waren gevlochten en met klei bepleisterd. Met riet was het dak bedekt. Achter de boerderijtjes hadden ze in het uitgestrekte veenmoeras een akkertje aangelegd om er hun gewassen te verbouwen. Even verderop graasden schapen.
Rond 950 trokken mensen opnieuw de ruige veenmoerassen van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in. Vaak waren het de jongste zonen, voor wie in hun oorspronkelijke woonplaats op bijvoorbeeld de zanderige Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug of de kuststreek geen plek meer was. De bevolking van Nederland nam die eeuwen razendsnel toe: van 150.000 mensen in 850 naar misschien wel 1.000.000 in 1250.
Arkel was één van de eerste dorpen waar de kolonisten neerstreken. Arclo noemden ze Arkel, ofwel afgedamd riviertje (ark) in het bos (lo). We komen de naam Villa Arclo nog tegen in oude oorkonden uit 983 en 999. Hardinxveld, Langerak, Papendrecht en Sliedrecht, Gorinchem aan de Linge, Peursum aan de Giessen, Tienhoven aan de Lek en het op een donk gelegen Hoornaar ontstonden eveneens rond 950. Meer landinwaarts gelegen nederzettingen als Molenaarsgraaf en Noorderloos kwamen pas na 1100 tot ontwikkeling. Eén dorpje, Donkersloot in de buurt van Alblasserdam en Kinderdijk, overleefde de tijd niet. Met de verlegging van de Noord verdween dit plaatsje in 1373 roemloos van de kaart.
Bisschop
In tegenstelling tot de eerdere bewoners geloofde men in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden al lang niet meer in heidense goden als de oorlogsgod Wodan, de dondergod Donar of de liefdesgodin Freya. Het christendom in deze streken was nog duidelijk vermengd met volksgeloof. In de kustgebieden woonden de Friezen die zelfs nog bekeerd moesten worden. De uit Engeland overgekomen priesters Willibrord en Bonifatius kerstenden rond 700 de Friezen vanuit de bisschopsstad Utrecht. In het rijk van Karel de Grote drukte het christendom steeds meer een stempel op het leven van alledag.
De door de paus benoemde bisschoppen bepaalden daarna het religieuze leven, maar hun invloed reikte verder. De bisschop van Utrecht bijvoorbeeld kreeg in 1026 ook wereldlijke macht en de Utrechtse bisschop Adelbold II mocht zich graaf van Teisterbant noemen , een graafschap dat zich uitstrekte van Vlaardingen tot aan de Linge en waarvan de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden dus deel uitmaakten.
Kerken
Vanuit de Domstad stuurden de bisschoppen priesters naar de dorpen en zorgden ze ervoor dat er kerken - eerst van hout en later van steen - kwamen en dat ze werden onderhouden. Groot waren die dorpen overigens niet. Rond 1500 telde Sliedrecht 75 'haardsteden' ofwel stookplaatsen, Papendrecht 50, Molenaarsgraaf 46, Ottoland 26 en Nieuw-Lekkerland 60. Daarbij moeten we niet uit het oog verliezen dat een huis of boerderij meerdere stookplaatsen kende.