Een Romeinse weg door de Zwijndrechtse Waard?
Een hardnekkig verhaal beweert dat de Romeinen ooit een weg hebben aangelegd, die dwars door de tegenwoordige Zwijndrechtse Waard liep. Om hun legers snel te kunnen verplaatsen waren de Romeinen inderdaad dol op het aanleggen van wegen, dat klopt.
Er zou vanuit Brabant een weg hebben gelopen, door de toen nog niet bestaande Biesbosch, die zich via de tegenwoordige Provincialeweg, de Dordtse Reeweg en de Vrieseweg vervolgde. Ongehinderd door de toen nog niet bestaande Oude Maas liep de route verder via de Langeweg recht door de Zwijndrechtse Waard, misschien zelfs wel helemaal tot aan Kralingen toe.
Als je dit traject op de kaart bekijkt en wat barrières wegdenkt, dan zie je inderdaad een redelijk rechte lijn. Maar nog afgezien van het feit dat het in deze onbedijkte delta een zompige boel moet zijn geweest, is er in dit hele gebied nooit een spoor van een Romeinse weg aangetroffen, niet het minste Romeinse kiezelsteentje. Dit verhaal kan dan ook naar het land der fabelen worden verwezen.
Van Dordrecht naar Rotterdam
Dwars door Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht heen loopt de Langeweg, die al vanaf de herdijking van de Zwijndrechtse Waard in 1332 een belangrijke rol in de noord-zuidverbinding heeft gespeeld.
Hoewel er veel personen- en goederenvervoer over water ging, reisde men ook over land. Op een paard, in een koets of gewoon te voet. Een reis over land met een koets was niet comfortabel, want de weg was niet bestraat. Kuilen en karrensporen maakten het de koetsiers niet makkelijk. En bij aanhoudende regen was de weg zo goed als onbegaanbaar.
De route van Dordrecht naar Rotterdam begon bij de Dordtse Blauwpoort, waar men met de veerboot overstak naar het Marktveld (het Veerplein) in Zwijndrecht. Via de Langeweg ging het naar de brug over de Waal bij Rijsoord, waarna de reis verder liep door de Riederwaard. Op de route waren de nodige herbergen te vinden, zodat eten, drinken of een overnachting nooit een probleem was.
Het was Dordrecht een doorn in het oog dat de Langeweg in de regenachtige perioden in een modderpoel veranderde, waardoor niet alleen interlokaal verkeer, maar ook de aanvoer van agrarische producten naar de stad ernstig werd gehinderd. In 1631 werd op kosten van de stad 1300 meter van de weg bestraat. Dat heeft steenbakker Jan Tuis een flinke opdracht opgeleverd: hij mocht daar 966.900 klinkers voor leveren. Pas vanaf 1820 werd het gehele tracé met klinkers bestraat.
Van karren en wagens naar de stoomtram
Waar het vervoer voorheen plaatsvond met allerlei soorten karren en wagens, kwam daar vanaf het eind van de negentiende eeuw verandering in. Er kwamen nieuwe vervoermiddelen zoals fietsen, gevolgd door gemotoriseerde koetsen die men ‘automobiel’ ging noemen.
In 1904 legde de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) een lijn aan voor de stoomtram, die Rotterdam, via Barendrecht, met Zwijndrecht zou verbinden. Met een maximumsnelheid van 20 km/u reed de tram bij Rijsoord de Zwijndrechtse Waard binnen en ging via de Rijksstraatweg en de Langeweg naar het Veerplein in Zwijndrecht, waar men via de pont in Dordrecht kon overstappen op de paardentram.
In 1892 startte de ANWB met wegwijzers voor zijn leden, de trotse eigenaren van rijwielen. Het Ministerie van Oorlog was daar minder blij mee, want hun fietsende militairen moesten zelf kaart kunnen lezen en je moest het de vijand ook niet al te makkelijk maken.