De Bakelse schepenbank
Over stadhouders, schepenen en hun dagelijkse praktijk in Bakel
De Bakelse schepenbank
De Bakelse schepenen behandelen geen halszaken. Ze hebben geen hoge jurisdictie, zoals hun collega’s-buren in Gemert. Het gaat, als ze in hun drieledige functie van bestuurder, notaris en rechter het laatste ambt uitvoeren, vooral over het niet betaald arbeidsloon van dienstmeiden en –knechten, het beboeten van overtredingen bij het turfsteken, een door een hond doodgebeten schaap en wie dat dan moet vergoeden, een kleermaker die restitutie van zijn kleren eist, niet betaalde pachtsommen en meer van dat klein leed.
Stadhouder
Daar waar in andere plaatsen de schepenen optrokken met de schout, zien we in Bakel vaak de combinatie schepenen en stadhouder in actie. Deze laatste functionaris moeten we zien als plaatsvervanger van de kwartierschout van Peelland. Tijdens het Ancien Régime waren de schouten, drossaarden en baljuws openbaar aanklager en niet-stemhebbend voorzitter van de gerechten, toezichthouder op de openbare orde, en plaatsvervanger van de heer, door wie ze werden aangesteld. Die heer was in vroegere tijden de hertog van Brabant, enige tijd in de persoon van de Spaanse koning, later, na 1648, de Hoogmogende Heren Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden.
Een stadhouder met naam en faam was Daniël Mackallen, afkomstig uit een Schotse familie, MacAulay. Hij begon in 1654 zijn carrière in Bakel als koster en schoolmeester. Al snel werd hij ook schepen en zelfs schepenpresident, secretaris ook, en vanaf 1669 was hij de stadhouder.
Schepenpresident
Een eeuw later komen we een ander opmerkelijke persoon tegen in het Bakelse bestuursapparaat: Nicolaas van Ommeren. De omstreden bestuurlijke praktijken van deze president-schepen leidden tot een vernietigend rapport, geschreven ten behoeve van het Officie Fiscaal van de Raad van Brabant in ’s-Gravenhage. Van Ommeren had zich sinds zijn vestiging in Bakel in 1753 een ‘ongelooflijk gezag aangemeten en had er jarenlang boeren afgeperst, geknoeid met de verdeling van de gemene gronden en gesjoemeld met de toepassing van de plakkaten’. Het leidde tot zijn gevangenneming en strenge verhoren op de Voorpoort in Den Haag. “Hij zal pas uit zijn detentie worden bevrijd als hij alle opgelegde sommen en de proceskosten heeft betaald.” Berouw komt na de zonde. En daarna een verbanning van twaalf jaar.
Gelukkig vormde Van Ommeren een uitzondering op de regel; de schepenen en ook hun president deden over het algemeen oprecht hun best om naar eer en geweten het dorp te besturen.
De schepenpraktijk van alle dag
In de dingrol van de Bakelse schepenen komen we bijvoorbeeld het schepenoordeel tegen over een brandende lamp in een stal, geheel indruisend tegen het brandreglement, net als de twee gaten in de schoorsteen van een oude weduwe. Maar vaak is er niets te melden. Dan staat onder de aankondiging ‘Gerecht gehouden binnen Bakel op 23 januari 1759’: Niets gerolleerd…
Ook het opmaken van een testament gebeurt vaak met enige schepenen als getuigen; niets is immers zekerder dan de dood, alleen het uur wáárop, dat is onbekend. De testateuren bevelen hun ziel aan bij God Almachtig en het gehele Hemelse Gezelschap, begeren een bekwame begrafenis en vermaken hun bezittingen aan de langstlevende.
Het verlijden (met een lange ‘ij’) van transportakten is zowat dagelijkse schepenkost. Als iemand ‘een stuk teulland te Bakel op ’t Sant neven erve des kopers’ wil verkopen, dan wordt het namens de schepenen door de secretaris genoteerd en is het rechtsgeldig.
Bestuurlijk regelt de schepenbank bijvoorbeeld de accijns op dranken, stelt zich teweer tegen een schapenroof op Bakelse grond door ‘die’ van Venray, is boos over het feit dat de schoolmeester een deel van het enige klaslokaal heeft opgeofferd ten behoeve van wat vee en probeert in het winterseizoen een sauvegarde te regelen om zo te voorkomen dat in de zomer een legerbende Bakel komt lastigvallen.
Dankzij de schepenen houdt Bakel koers!
Meer info op: https://www.heemkundekringbakelenmilheeze.nl/nicolaas-van-ommeren