Schoolgebouw
Vroeger zagen de schoolgebouwen er heel anders uit. In 1545 was er al een schoolmeester in Bathmen. Hij gaf waarschijnlijk les in een lokaaltje van de kerk. In 1813, toen de Kozakken tegen de Fransen vochten, werd de school als wachtlokaal gebruikt. De school die in 1826 in Bathmen werd gebouwd, bestond maar uit één groot lokaal. Hij was 15 meter lang en 7,2 meter breed. Er gingen in de zomer ongeveer 193 kinderen naar school en ongeveer 256 kinderen in de winter. Moest je naar de wc, dan ging je naar een hokje buiten. In 1884 werd er weer een nieuwe school gebouwd. Deze school had vijf lokalen. Terwijl de school gebouwd werd, kregen de kinderen les in een boerenschuur.
Dorth en Loo
Ook in Dorth was een school te vinden. De school stond op de hoek van de Oude Larenseweg en de Bathmenseweg. In 1884 is de school gesloten. De kinderen uit Dorth gingen naar de school in Bathmen. In Loo kregen ze les in een boerenschuur in Dijkerhoek. In 1912 kreeg Loo een eigen school. In 1972 werd een derde school geopend. De school kreeg de naam Rythmeen.
'Eet smakelijk, meester!'
Op de scholen waren geen juffen te vinden. Er waren alleen meesters. Vaak hadden ze weinig opleiding gehad. In Bathmen werd het beroep van schoolmeester van vader op zoon doorgegeven. In 1709 werd G. Bolderink schoolmeester. Hij werd in 1736 opgevolgd door zijn zoon Cornelis en in 1785 door zijn kleinzoon Jan. In 1814 werd Jan opgevolgd door zijn zoon Arnoldus. De meeste schoolmeesters kregen geen geld, maar werden in natura uitbetaald. Dat betekent dat ze bijvoorbeeld een zak graan kregen of een mand turf om de kachel mee te stoken. Sommige leraren gingen 'rondeten'. Iedere avond aten ze mee bij een andere leerling.
In de klas
Het ging er vroeger op school anders aan toe dan jij gewend bent. Soms zaten er meer dan 40 leerlingen in een lokaal. Om de school in de winter warm te houden, moesten de kinderen zelf hout, turf of dennenappels voor in de kachel meenemen. Belangrijke vakken waren schrijven, lezen en rekenen. Om te schrijven gebruikten de leerlingen een griffel (schrijfstift) en een leitje (schoolbordje). Met een spons kon je alles weer uitvegen. Papier en inkt waren te duur.
Pechvogel
De meester was erg streng. Als je kattenkwaad uithaalde, werd je in de hoek gezet of moest je strafregels schrijven. Als het helemaal uit de hand liep, gooide de meester met de pechvogel. De pechvogel was een stoffen vogel. Het kind dat de pechvogel moest terugbrengen, kreeg slaag met een rietje of een liniaal.
Werken
Naar school gaan was vroeger niet vanzelfsprekend. Kinderen uit arme gezinnen moesten al op jonge leeftijd aan het werk. Hun ouders hadden het geld hard nodig om rond te komen. Om hier een einde aan te maken, kwam er in 1901 een wet waarin stond dat alle kinderen verplicht naar school moesten. Het kinderwetje van van Houten.
‘Tot ziens ontdekkingsreizigers, mijn rondleiding zit erop. Neem de herinneringen die je hier hebt gemaakt voor altijd met je mee en deel ze met anderen. Met je retourticket kun je weer terugreizen naar het nu. Binnenkort hoop ik je weer te zien op een nieuwe reisbestemming. Tot later!'