"Moeder ik ben moe gespeeld, ik vouw nu mijn handjes,
ik wil bidden voor Uw beeld, moeder zegen onze Jantjes, onze
jongens in de Oost, wees hun sterkte, wees hun troost, wees hun
toevlucht in gevaren, wil hen voor hun moeders sparen, dat zij op
een goede keer, ja, met vlag en wimpel weer, in behouden haven
varen."
Dit gebedje baden kinderen op de lagere scholen in de jaren
dat Nederlandse militairen in het vroegere Nederlands-Indië het
Nederlands gezag verdedigden tegen de opstandelingen. Sinds het
begin van de 17de eeuw was Oost-Indië voor Nederland een wingewest
geweest. Tegen het einde van de 19de eeuw ontstond er kritiek op
het koloniale uitbuitingsysteem. Dat leidde geleidelijk tot het
streven naar meer zelfstandigheid, met als gevolg verzet tegen het
Nederlands gezag (de Atjeh-oorlog). De nationalist Soekarno richtte
in 1927 de Indonesische Nationale Partij op en wilde een
onafhankelijke republiek Indonesië. Door samen te werken met de
Japanse bezetting (1942-1945) dacht hij de macht na de Japanse
capitulatie over te kunnen nemen. Na de oorlog begonnen
onderhandelingen die tot zelfstandigheid moesten leiden, maar
tegelijkertijd nam de onrust in het land toe. Reden voor Nederland
om troepen te sturen, want de Nederlandse regering voelde niets
voor Indonesische onafhankelikheid, in tegenstelling
tot de internationale gemeenschap. De voormalige
minister-president Gerbrandy sprak van "Indië verloren,
rampspoed geboren".
81 jongens uitgezonden
Ruim 130.000 Nederlandse militairen zijn naar Indië gestuurd. Het merendeel was dienstplichtig. Uit de gemeente Weerselo zijn 81 jongens naar het oorlogsgebied gezonden. Eén militair keerde niet terug van die missie. Wouter Hahn uit Hasselo sneuvelde tijdens de tweede politionele actie op 2 augustus 1949. De legertruck waarin hij zat reed in een hinderlaag van Indonesische verzetstrijders; bij de beschietingen sneuvelden nog acht van zijn makkers. De loco-burgemeester van Weerselo en de dominee van het Stift te Weerselo brachten het droeve en moeilijke bericht van zijn dood over aan de moeder van Wouter. Zijn vader was al overleden. Wouter Hahn ligt begraven op het militaire ereveld Tjandi in Semarang. Waarschijnlijk was er voor hem een mooie toekomst weggelegd geweest, want hij was al bezig met een studie medicijnen aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Het thuisfront
Morele ondersteuning ondervonden de jongens door organisaties als Het Katholiek Thuisfront. Veel plaatsen kenden een afdeling, zoals Rossum, waar het thuisfront een krantje van acht pagina's uitgaf. Zowel de berichtgeving vanuit Rossum richting militairen als de rubriek Wat onze jongens schrijven maakte het krantje aantrekkelijk, voor de militairen én voor de gezinnen in Rossum. Via allerlei acties zamelde het dorp geld in om pakjes samen te stellen, die naar de jongens in de Oost werden gestuurd. Een oliebollenactie in Rossum in 1949 leverde liefst f 683,‒ op. De soldaten waardeerden de geste zeer. Hun terugkeer was altijd reden voor een feest. De buurt zorgde voor een ereboog, versierd met groen en roosjes. Bovendien kreeg de soldaat cadeaus aangeboden. Van de buren vaak een fiets of een horloge. Zelf brachten de militairen soms kokosnoten en pinda's mee, zo vlak na de oorlog voor de schoolkinderen van toen volledig onbekende vruchten.
Belevenissen op schrift
Het verlangen om na zoveel jaren de nog levende oud-militairen wat van hun Indië-ervaringen te laten vertellen is voor de Vereniging Heemkunde Weerselo aanleiding geweest een boek uit te geven. Onder de titel: Eerbetoon aan onze jongens in Oost-Indië 1945-1951, verscheen de publicatie in 2004. Overigens bleek dat heel wat oud-militairen liever niet wilden praten over hun ervaringen in Indonesië.