In de eerste jaren na de oorlog waren er in de landbouw nog geen grote veranderingen gaande. De boeren in Weerselo hadden, net als de meeste Twentse boeren, enkele tientallen koeien, varkens, kippen en een paard. Daarnaast wat aardappels rogge, knollen en bieten en grasland. Een zogenaamd gemengd bedrijf. Zelfs de smid, bakker, caféhouder en winkelier in de Weerselose kerkdorpen hadden er allen een klein boerenbedrijf naast. Enkele producten werden verkocht, maar het meeste was voor eigen gebruik. Het zwaardere werk gebeurde met paarden, maar er moest ook veel handmatig worden gedaan met schop, mestvork, hark en schoffel. Door de werkverschaffing in de oorlogsjaren en direct erna werd handmatig veel grond ontgonnen en werden de bedrijven groter. Dit was ook noodzakelijk omdat de bevolking snel groeide en er meer voedsel nodig was.
Mechanisatie
Door de Marshallhulp aan Nederland na de oorlog kwam ook hier de mechanisatie rond 1950 flink op gang. Paard en wagen werden vervangen door de tractor, die veel sneller was en waaraan boeren grotere landbouwmachines konden koppelen. De eerste tractor in Deurningen verscheen in 1951 bij Pelster op het erf. Deze werd ook gebruikt voor het melkrijden. De melkbussen werden dan bij de boerderijen in Deurningen opgehaald om ze naar de zuivelfabriek in Hengelo te brengen en weer op te halen. Wagenmaker Kuipers in Saasveld was vóór de oorlog al begonnen met het ontwikkelen en de bouw van een dorsmachine en balenpers. Uit dit bedrijf ontstond een loonwerkerbedrijf dat in 1958 voor het eerst met een combine assisteerde bij landbouwbedrijven in het Weerselose gebied. De smeden in de Weerselose kerkdorpen werden leveranciers van tractoren en allerlei landbouwwerktuigen. Aanvankelijk eerst voor de lokale landbouwwerktuigenverenigingen, maar later ook aan de individuele boerenbedrijven. Rond 1970 doofden de smeden in de Weerselose kerkdorpen hun smidsvuren; de rijdende hoefsmid verscheen op het boerenerf om het afnemende aantal paarden te beslaan.
Andere werkwijze
Het graan op de essen is sinds 1950 steeds meer vervangen door mais, dat met de maishakselaar wordt verwerkt tot wintervoer. Het veevoer, zoals brokken voor varkens, koeien en kippen, kwam vroeger in zakken aan op de boerderij. Dit was zwaar werk voor diegene die ermee moest zeulen. Nu blazen bulkwagens dit voer in silo's bij het bedrijf. Door middel van computers wordt het naar de voerbakken in de stallen getransporteerd. De boer pompte voorheen de gier van koeien en varkens met een handpomp op uit de kelders en verspreidde die met een kleine gierketel over het land. Droge mest moest hij met de greep oppakken, met paard en wagen naar het land brengen en daar met de greep verspreiden. Grotere giertanken achter de tractor zuigen nu in korte tijd een kelder leeg en injecteren de mest in de grond.
Schaalvergroting
Kleinschalige landbouw is zo langzamerhand niet meer rendabel, vanwege de veelheid aan regels en voorschriften waaraan ook een klein bedrijf moet voldoen. Door de mechanisatie kon de boer meer produceren en uitbreiden, wat de overheid ook stimuleerde. De veestapel groeide, waardoor het melken met de hand werd vervangen door de melkmachines. Lesscher leverde in 1955 de eerste aan landbouwer Hesselink in Saasveld. Inmiddels zijn er bedrijven met wel 100 of 200 koeien, zodat de melkrobot zijn intrede deed. Installatiebedrijf Loohuis uit Saasveld leverde in 2001 de eerste melkrobot in Lemselo aan het melkveebedrijf Arkink, een voortzetting van de oude boerderij Hollink in Gammelke. Imiddels zijn er al verschillende melkrobots in Weerselose gebied geplaatst.
Informatica tegenover nostalgie
Deze revolutie in de landbouw heeft ertoe geleid dat de gezellige bedrijvigheid van veel mensen op het Twentse land is vervangen door de boer die voorzien van oorbeschermers hun grommende monsters in eenzaamheid over de akkers sturen. In de drukke tijden bijgestaan door ingehuurde loonwerkers. Door de mechanisatie is het werk op de boerderij weliswaar minder zwaar geworden, maar de tegenwoordige landbouwer moet wel de durf hebben om te investeren en weten te kiezen welk beleid hij voert bij de steeds wisselende landbouwpolitiek. Bovendien moet hij technisch onderlegd zijn en een neus hebben voor informatica. Maar ook de landbouwers hebben gevoel voor nostalgie; elk kerkdorp in Weerselo herbergt wel een verzamelaar van oude landbouwmachines en op de jaarlijkse Oldtimerdag in Saasveld wordt onder veel herrie genoten van de oude technieken.