De grote stadsbrand

Teloorgang en wederopbouw

Tijd van burgers en stoommachines

Bij de onthulling van het brandmonument op de Oude Markt op 7 mei 1912, ter gelegenheid van de herdenking van de stadsbrand van 50 jaar eerder, werd in een feestcantate gezongen dat Enschede "reeds jaren lang geniet van voorspoeds zegeningen" en werd de wens uitgesproken "dat de stad steeds groter gloor". Vanaf het ontstaan was Enschede al diverse malen getroffen door grote branden, zoals in 1750, toen een kwart van de stad in de as werd gelegd. Bij de herdenking klonk dan ook de bede: "Bewaar, o God! ons voor zulk een wee en zegen "'t nieuwe Enschede". Toch zouden er bij bombardementen in de Tweede Wereldoorlog en bij de vuurwerkramp in Roombeek van 2000 opnieuw mensen omkomen door het verwoestende vuur.

Klein textielstadje

In 1862 had Enschede 4.635 inwoners en Lonneker 9.012. Het stadje Enschede was dan ook helemaal door Lonneker omsloten. De handel in textiel dreef nog op de vele particulieren die sponnen en weefden. Er waren een paar kleine "fabrieken", maar die bestonden meestal uit een schuur waar een aantal weefgetouwen stonden. De eerste stoomspinnerij "'n Grooten Stoom" was in 1833 opgericht aan de Hengelose dwarsstraat. In 1854 werkten daar 234 mensen, met merendeels verouderde machines. In 1861 waren er in Enschede en Lonneker zeven katoenspinnerijen met in totaal 22.600 spillen, waarvan 14.000 bij "'n Grooten Stoom". In 1837 werden er aan de Hengelosestraat (op Lonneker grond) 30 arbeiderswoningen gebouwd "De lange huizen". In 1839 volgde een rij huizen aan de Kuipersdijk "De Arke", in 1861 33 huizen aan "De Krim".

Braaand!

Op 7 mei 1862 brak aan het begin van de middag brand uit aan de Kalanderstraat. Volstrekt onvoldoende blusmiddelen en een straffe wind zorgden voor een zeer snelle verspreiding van de brand over de gehele stad en de uitvalswegen. Er waren geen dodelijke slachtoffers, maar 633 woningen, 25 stallen, 44 pakhuizen, alle openbare gebouwen en acht fabrieken lagen 's avonds in de as. Van de ca 4.500 inwoners raakten er 3.675 dakloos. Veel mensen trokken in bij familie, kennissen en de omliggende boeren. Op Schuttersveld werden mensen in tenten opgevangen en van kleding en voedsel voorzien. Het gemeentebestuur kreeg daar onderdak in de villa van De Maere. Het was de laatste grote stadsbrand van Nederland, die veel aandacht in de (ook internationale) media kreeg.

Moderne fabrieken

De meeste textielfabrieken waren door de brand verwoest, maar stonden toch al vrijwel stil, doordat de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) de toevoer van katoen praktisch stillegde. Na de brand konden de bedrijven veel moderner worden opgebouwd en door de aanvoer van kolen via het spoor vanaf 1866 werd stoomkracht veel voordeliger. In 1867 waren er alweer elf spinnerijen met 63.350 spillen en 13 stoomweverijen met 2.659 weefgetouwen. In 1870 waren er 70.460 spillen en 3.2313[ weefgetouwen. De fabrieken werden vlak buiten het oude centrum gebouwd ‒ soms op gebied van Lonneker ‒ en werden (veel) groter.

Arbeidershuizen

Snel na de brand werden er 112 extra huizen op "de Krim" gebouwd, waar nog vóór de winter vaak meerdere gezinnen in een woning trokken. Zo ging het ook met 40 woningen op de Heurne (Wilhelminastraat) "Sebastopol" en twaalf huizen bij Hoog en Droog. Op 1 juli waren er al drie noodscholen in gebruik. Eind 1863 waren 630 stenen huizen herbouwd. Ook de vernielde kerkgebouwen herrezen in snel tempo. Er ontstonden vele steenbakkerijen rond de stad, die aan de wederopbouw goed verdienden. Het toch al te kleine Raadhuis werd groter herbouwd. Het marktplein rond de oude kerk werd aanzienlijk vergroot door onder meer de pastorie niet meer op te bouwen. Op 11 januari 1864 begonnen de lessen aan de nieuwgebouwde Twentse Industrie- en Handelsschool, die bij de Haaksbergerstraat was verrezen, een praktisch gerichte middelbare school, met een regionaal belang voor de textielindustrie. In 1866 startte de fabrieksschool, waar leerlingen van 10-14 jaar, vóór of na het werk op de fabriek, onderwijs moesten volgen, anders mochten ze niet bij één van de vijftien aangesloten fabrieken werken. Zo droeg de vernietigende stadsbrand van 1862 bij aan de modernisering van Enschede en daarmee - ironisch genoeg - aan een periode van grote voorspoed.