Zieken op het platteland waren eeuwenlang aangewezen op huismiddeltjes, kruidendokters en kwakzalvers. De behandeling was veelal gebaseerd op bijgeloof, aangevuld met almanakkenwijsheid. Ziek, arm en oud gingen hand in hand. Men was aangewezen op barmhartigheid. Thorbecke kwam in het midden van de 19de eeuw met wettelijke regelingen aangaande volksgezondheid. Er zou maar één soort medicus zijn: de universitair geschoolde arts. Er kwam officieel toezicht en een scheiding tussen armen- en ziekenzorg. Er werden na 1865 in de omgeving van Diepenheim verschillende ziekenhuizen gesticht. Na het invoeren van de wet op de besmettelijke ziekten in 1872 werd iedere gemeente verplicht, in geval van een besmettelijke ziekte, een "lokaal" aan te wijzen waar patiënten in quarantaine konden worden gehouden om een epidemie te voorkomen.
Pakje haver
Diepenheim heeft twee huisartsen gekend met de naam Ten Bosch.
Charles August, die omstreeks het midden van de 19de eeuw in
Diepenheim praktiseerde en zijn zoon Karel August die in 1870 in
het Stedeke werd geboren en hier van 1904 tot 1917 huisarts was.
Ook dokter L. Kwitser oefende van 1895 tot 1909 een praktijk uit in
Diepenheim, voordat hij naar Goor vertrok. Charles August ten Bosch
had onder meer gestudeerd in Berlijn. Daar had hij het
urine-onderzoek geleerd. Als één der eersten in deze streek paste
hij dat in zijn praktijk toe. Een collega, die niet zo geloofde in
de nieuwe methode van onderzoek, probeerde hem een poets te bakken.
Hij stuurde een man met een flesje paardenurine naar dokter Ten
Bosch. Die onderzocht het en gaf de man een pakje medicijnen mee
met de woorden "Als u dit gebruikt, zal 't wel overgaan". Als
medicijn gaf hij een pakje haver mee. Dokter Ten Bosch woonde in de
oude weefschool met het bijbehorende koetshuis. Juist in het jaar
van zijn overlijden, in 1870, verrees aan de overkant het nieuwe
doktershuis. Het heeft tot enkele jaren na de oorlog als zodanig
dienst gedaan. Het huis staat er nog steeds en is nu het woonhuis
van de huidige huisarts L.M.A. de Vries.
Dokter Quant
In 1929 deed dokter Quant zijn intrede in het Stedeke. Een
voormalig scheepsarts, die getrouwd was met de Engelse Daisy
Bergitte Landsverk. Zij was zangeres geweest. Dokter Quant was een
opvallende huisarts met veel invloed op de plaatselijke bevolking.
Hij beijverde zich voor betere hygiënische voorzieningen voor mens
en dier en gaf daarbij zelf het goede voorbeeld. Elke morgen stond
hij poedelnaakt achter in de tuin en overgoot zich met een emmer
ijskoud water, 's zomers en 's winters! Heel Diepenheim wist van
deze Spartaanse gewoonte, slechts een paar schooljongens hebben het
ooit gewaagd een kijkje door de heg te nemen. Quant maakte zich
zorgen over de gezondheid van de Diepenheimse kinderen. Hij
schroomde niet om vader en moeder Ziel vermanend toe te spreken:
"Jullie Harry komt te vaak in het snoepwinkeltje van Hartsuiker".
Vanuit zijn huiskamer kon hij precies zien wie er aan de overkant
van de Grotestraat in en uit het snoepwinkeltje gingen. Het was
dokter Quant opgevallen dat er in Diepenheim relatief veel meisjes
last hadden van een vergrote schildklier (struma), veroorzaakt door
jodiumgebrek. Door de vele familiehuwelijken kwamen er ook veel
gevallen van mank lopende vrouwen voor. Hij bepleitte meer
vermenging van de bevolking met mensen die van elders kwamen. Dan
zouden ook de ingebakken traagheid (kom ik er vandaag niet, dan kom
ik er morgen wel) en honkvastheid een wending ten goede kunnen
nemen! Hij slaagde er inderdaad in om de autochtone kringloop te
doorbreken. Het echtpaar Quant was in 1933 medeoprichter van de
Diepenheimse Gymnastiekvereniging. In 1949 deed hij de praktijk
over aan dokter P.C. Broeksma.
Het Groene Kruis
H.A.C. Poortman, landschapsarchitect en rentmeester van het
Weldam, was van 1931 tot 1933 tevens gemeenteraadslid en wethouder
van Diepenheim. Hij was de oprichter van het Groene Kruis in
Diepenheim. Een vereniging die in de gezondheidszorg een
belangrijke rol heeft gespeeld. De eerste wijkverpleegkundige was
zuster Engelen. In 1950 ging zij met pensioen en werd ze opgevolgd
door zuster Onies uit Borculo. Het eerste gebouw dat als Groene
Kruisgebouw werd gebouwd was aan de Hagen in 1951. Een nieuw Groene
Kruisgebouw kwam in 1963 aan de Kuimgaarden. Verschillende
wijkverpleegsters hebben in Diepenheim gewerkt, zoals de dames van
der Polder, Angenietje en Geitebeek. Er was altijd een nauwe band
tussen de verpleegkundigen en de praktiserende artsen, met name als
het om bevallingen ging. Thuis bevallen was de gewoonste zaak. In
1978 is het Groene Kruis Diepenheim in een groter verband opgegaan,
namelijk in het Kruiswerk district Hengelo.