Echte industrie heeft Diepenheim nooit gehad. Door de aanwezigheid van de landgoederen rondom het Stedeke was slechts beperkte industriële ontwikkeling mogelijk. Zo af en toe stak een bescheiden vorm van industrie de kop op.
Mosterdfabriek
Lang heeft er aan de Stokkumerweg een windmolen gestaan. De
molen is begin 19de eeuw door brand verwoest en helaas nooit weer
opgebouwd. Rond 1880 liet Hendrik van den Berg ongeveer op dezelfde
plek een bakkerij bouwen, maar ook deze werd begin 1900 alweer
afgebroken. De grond rondom bleef familiebezit en daar liet Peter
van den Berg, destijds schoolmeester in Markvelde, in 1924 een huis
bouwen voor zijn zonen Piet en Bertus. De woning werd in 1926
uitgebreid met een mosterdfabriekje. "Bergo Twentsche
Mosterdfabriek" stond er op het etiket van de glazen potjes. Het
recept zou verkregen zijn van iemand uit Goor. Er werden twee
soorten mosterd geproduceerd, fijn en grof. Bertus was altijd in de
mosterdmaalderij te vinden, terwijl broer Piet zorgde voor verkoop
bij winkeliers in Twente en de Achterhoek. In 1936 nam Reint
Bussink, een horeca-exploitant in Diepenheim, het mosterdfabriekje
over. Het fabriekje werd verplaatst naar een schuur naast zijn
bedrijf, maar door de oorlog braken er moeilijk tijden aan. De
ingrediënten werden schaars en er was nauwelijks nog aan glazen
potjes te komen. Direct na de oorlog heeft Bussink zijn cafébedrijf
verkocht aan de familie Oudelaar, maar de mosterdfabricage hield
hij aan. Hij maakte er weer een florerend mosterdfabriekje van. Tot
1953, toen hij om gezondheidsredenen moest stoppen en de zaak
inclusief de recepten verkocht aan caféhouder Hagedoorn in
Borculo.
Wortelzaad
Tot midden jaren zeventig stond aan de rand van Diepenheim een
eeuwenoude boerderij De Wezel. Nu staan er mooie bungalows, maar
ruim 100 jaar geleden was erve De Wezel het centrum van de handel
in wortelzaad. De grondslag rondom Diepenheim bleek er uitermate
geschikt voor te zijn. Het verbouwen ervan was een bijverdienste
voor veel keuterboertjes, maar was wel arbeidsintensief. De
moederwortel werd voor de winter ingekuild en in het voorjaar
uitgepoot. Nadat het loof had gebloeid, kon men in september
oogsten en werd het lange loof met bloemen en zaad gedroogd.
Vervolgens kwam de hele familie er vaak aan te pas om het zaad uit
de gedroogde bloemen te wrijven. Pas dan ging het wortelzaad naar
de handelaren. Eén van die handelaren was Gerrit Jan Geerdink van
erve De Wezel. Hij hield van 1880 tot 1918 een soort dagboek bij,
of eigenlijk was het meer een notitieboekje. Daarin staat te lezen
dat hij in 1903 een handdorsmachine had gekocht. En in 1910 werden
achttien manden wortelzaad gedorst en afgeleverd. De grootste
handelspartners voor het Diepenheims wortelzaad zaten in Westfalen.
Uit een briefwisseling met Herr Deiting is op te maken dat Geerdink
zich gebelgd toonde, omdat zijn plaatsgenoot Boonk een hogere prijs
zou hebben ontvangen. Het antwoord kwam al snel: het zou op een
misverstand berusten... .
Melkfabriek
Rond 1900 kende Diepenheim de melkfabriek van de firma Johan
Noordendorp en Zonen, eigenlijk was het meer een botermakerij. De
melk werd dagelijks vers aangevoerd door de boeren uit de buurt.
Naast boterfabrikant waren de drie zoons ook kruidenier en
herenboer, dat alles gevestigd in een aantal aaneen gesloten panden
in de Grotestraat. De melkfabriek werd in 1914 gesloten, aan de ene
kant omdat er geen vergunning was voor export naar Duitsland, aan
de andere kant vanwege de concurrentie van de coöperatieve
zuivelfabriek Weddehoen in het naburige Goor.
De coöperatie
Aanvankelijk had de familie Noordendorp ook een handel in
kunstmest. Na 1900 werd kunstmest voor de boeren een steeds
belangrijker artikel. Op initiatief van burgemeester Jeremias Meyes
en enkele vooruitstrevende boeren werd in 1915 de coöperatieve
aankoopvereniging CAV Diepenheim opgericht. De landbouwers deden
daar hun bestellingen voor kunstmest, lijnkoeken, pluimveevoer en
andere agrarische artikelen en de vereniging kocht het voor hen in.
De goederen werden per trein aangevoerd en opgeslagen in een
bescheiden loods op het stationsemplacement. In 1930 werd er een
flink pakhuis gebouwd, maar helaas werd de spoorlijn in 1935
opgeheven en moest men overgaan tot vervoer per vrachtauto. De
ontwikkelingen bij "de coöperatie" gingen echter door: in 1956
volgde andermaal een aanzienlijke uitbreiding en enkele jaren later
werd het voormalige station aangekocht. Tenslotte werd in 1970 een
modern winkelpand gebouwd.
Maar ook de CAV ontkwam niet aan schaalvergroting. In 1984 werd CAV
Diepenheim onderdeel van VLC Twente met hoofdkantoor in Markelo, om
vervolgens, ruim 10 jaar later, ingelijfd te worden in de grote
coöperatie Arkervaart. Enkele jaren daarna onderging de CAV
Diepenheim hetzelfde lot als boerderij De Wezel: het pakhuis maakte
plaats voor hedendaagse bungalows.