In 1932 nam Denekamp afscheid van een groot schoolmeester, meester Mulders, die 46 jaar het onderwijs had gediend. Hij werd het lichtend voorbeeld. In 1893 werd de 27-jarige katholieke Mulders hoofd van de Openbare Lagere School aan de Nordhornsestraat, de enige school in het dorp. Burgemeester Hoogklimmer had het oude schoolhoofd Lazonder door een protestantse geloofsgenoot willen vervangen. Pastoor Van den Bosch overtuigde de gemeenteraad met slimme argumenten. De pastoor wilde naar katholiek onderwijs voor de katholieke jeugd. Jarenlang zou deze kwestie het dorp verdelen. In 1916 kwam er een katholieke meisjesschool, grotendeels betaald door de katholieken zelf. Pas na 1920 werden openbare en confessionele scholen door de regering gelijk betaald. In 1923 kwam er een moderne katholieke jongensschool aan de Ootmarsumsestraat met Mulders aan het hoofd.
Strijd tegen zuinigheid
Mulders ging tactisch met deze schoolstrijd om. Hij wist dat hij de burgemeester nodig had om de uiterst zuinige gemeenteraad te overtuigen meer geld in het onderwijs te stoppen. Door de leerplichtwet voor 6- tot 12-jarigen (1901) groeide het aantal leerlingen. Mulders wilde meer leerkrachten. Met schrik dacht hij vaak terug aan 1891, toen hij als jonge leraar samen met zijn "versleten" collega Van der Donk maar liefst 170 leerlingen verdeeld over vijf lokalen in toom moest houden. Jaarlijks wees Mulders ook op het slechte onderhoud van de school; zo werkte lange tijd geen enkel leerlingentoilet. Uiteindelijk werd de school in 1907 grondig aangepast: er kwamen zeven lokalen voor de zeven meesters.
Het onderwijs
In de klassen met ongeveer 40 leerlingen golden strakke regels. De schoolmeesters hadden de taak kinderen discipline en kennis bij te brengen, onder andere nodig om werk te vinden en te behouden in een snel veranderde wereld. Geleidelijk vonden Mulders en zijn collega's manieren om deze kinderen met vaak weinig geschoolde ouders degelijk op te leiden. Ze gaven aanschouwelijk onderwijs. Met behulp van wandplaten en met voorbeelden op het krijtbord leerden kinderen lezen, rekenen en schrijven. Door goed te kijken, na te doen, en na te denken nam de kennis langzaam toe en ook de vaardigheid om zelf nieuwe kennis te verzamelen. Neem het vak kennis van de natuur: de voorbeelden lagen voor het oprapen in de rijke natuur langs de weg naar school. Bij de vakken aardrijkskunde en geschiedenis voerden de schoolmeesters de leerlingen van 10 tot 12 jaar met de wandplaten en met eigen verhalen naar onbekende gebieden in Nederland of daarbuiten. In de schoolherinneringen van oud-leerlingen keren vaak dezelfde elementen terug: het gebouw met de grote ramen en hoge plafonds, de bijzondere geuren van inkt en gom en het vaak ademloos luisteren naar de "alleswetende meester". Na 1914 staan op schoolfoto's ook schooljuffen, meestal familie van schoolmeesters. Ze werkten in lagere klassen en traden niet op de voorgrond.
Andere taken
Na schooltijd had het personeel andere taken te vervullen: studeren voor de hoofdakte of voor de akte Duits, of bijlessen geven aan leerlingen die meer wilden. Zo gaf Mulders jarenlang, vaak gratis lessen aan leerlingen die naar het seminarie of de onderwijzersopleiding wilden. Mulders had nauwe contacten met de katholieke kweekschool in Hilversum. De meeste leerlingen gingen op 12-13 jarige leeftijd aan het werk, thuis of bij een baas. Daar leerde je een beroep. Als je baas het nodig achtte, volgde je avondcursussen in een van de Twentse steden. In Denekamp en andere kerkdorpen gaven schoolmeesters af en toe herhalingsonderwijs, vooral aan jonge mensen die overdag op de talloze boerenerven werkten. Telkens liepen zij aan tegen de afkeer van vernieuwingen bij Twentse boeren. Als antwoord zette Mulders met een aantal collega's landbouwcursussen op. Hoofdonderwijzer Vonk uit Beuningen schreef er een handboekje voor. Geleidelijk raakten jonge boeren overtuigd van de noodzaak anders te gaan werken, met moderne technieken en kunstmest. De oudere generaties wilden "eerst zien en dan geloven". Pas toen de goede resultaten overduidelijk zichtbaar werden, gingen ze aarzelend om.
Breed profijt
Door het optreden van Mulders en zijn collega's werden schoolmeesters de vraagbaak voor vele mensen. Mulders hield zelfs op zondag na de Hoogmis spreekuur thuis. Mulders haalde schoolmeesters over om net als hij de landbouwakte te halen. Praktische kennis van het boerenbedrijf gaf je prestige bij de boeren. Het landbouwonderwijs stimuleerde boeren zich te organiseren: onder meer in coöperatieve aankoop- en verkoopverenigingen, fokstierenvereniging en boerenleenbanken, vaak met een schoolmeester als kassier. Zo liet de schoomeester zijn gezag en invloed gelden, tot profijt van de hele boerengemeenschap.