In september 1919 kwamen duizenden Nederlanders naar Arnhem om
zich daar 3 dagen lang te vergapen aan het Vaderlandsch Historisch
Volksfeest. De snelle modernisering vormde in die tijd een gevaar
voor de volkscultuur, zo vonden volkskundigen, die daarom het
plattelandserfgoed trachtten te redden. Staphorst ontbrak niet
tijdens de grote manifestatie in het pas geopende Openluchtmuseum.
Ook "Vossien de dreejer" was aanwezig. Deze houtdraaier reed rond
op een wagen vol spinnewielen, want vooral daarmee had hij grote
bekendheid gekregen; al maakte hij ook wel kabinetten.
Bestellingen uit de hele wereld
"Vossien", die eigenlijk Egbert de Weerd heette, werd geboren
in 1851 en verloor zijn ouders tijdens een cholera-epidemie in het
begin van de jaren zestig. Hij kwam in huis bij zijn grootvader
Vos, leerde van hem het vak en kreeg in de volksmond ook de
achternaam van zijn moeders vader. Later nam hij diens zaak over.
Na zijn optreden in Arnhem kreeg "Vossien" bestellingen uit de hele
wereld, tot Amerika, Indië en Zuid-Afrika toe. Tot vlak voor zijn
dood in oktober 1942, hij was toen 91 jaar oud, stond hij nog bijna
iedere dag in de kleine werkplaats voor zijn huis aan de
Gemeenteweg 212.
Vele collega's
"Vossien" had in Staphorst vele collega's. Tijdens een
beroepstelling van 1930 waren er maar liefst veertien personen die
het vak van houtdraaier als hoofdberoep opgaven, en daarnaast waren
er nog tal van anderen die er een nevenberoep aan hadden. Het
draaiwerk werd gedaan aan de wipdraaibank, in Staphorst "wuppe"
geheten. Vrijwel altijd werd er essenhout gebruikt, dat op stam
werd gekocht en dan eerst 1 jaar moest drogen. De meeste
houtdraaiers hielden zich bezig met het maken van schopstelen,
hooiharken, zeisbomen en alles waar maar een steel aan zat, maar
ook stoven, stoelen en spinnewielen kwamen uit hun handen. De
producten werden afgezet bij de eigen bevolking, en ook elders in
het land, waar de Staphorsters op het gebied van de houtbewerking
een goede naam hadden.
Generaties in het hout
Vanaf de jaren twintig maakten sommige houtdraaiers ook gebruik van elektrische aandrijfkracht. Zij waren overigens bepaald niet de enigen die met hout hun brood verdienden. Staphorst kende ook houthakkers en -zagers, boomslepers, timmerlieden, klompenmakers, kuipers en wagenmakers, die hun beroep veelal uitoefenden naast het boerenbedrijf. Niet zelden ging het ambacht over van vader op zoon en in enkele gevallen generaties lang, tot in de laatste eeuw. Mechanisatie en grootschaligheid deden ook in deze bedrijfstakken hun intrede en zorgden ervoor dat de houtbewerking in Staphorst van belang bleef; zij het niet meer als nevenbedrijf. Er ontstonden enkele grote meubelmakerijen. Een enkeling, zoals vader en zoon Derk Timmerman, legde zich toe op de artistieke kant van het vak.