Deventer kwam in de loop van de 19de eeuw steeds krapper in zijn jasje te zitten door de toenemende industrialisatie. Bovendien namen zowel de bevolking als het verkeer toe. Omdat de stad niet buiten de bestaande vestingwerken mocht uitbreiden, werd dit een steeds nijpender probleem. Vanwege de oude vestingwet van 1814 en de kringenwetten van 1814 en 1853 mocht er namelijk vlakbij de vestingwerken alleen maar in hout gebouwd worden. Buiten de stad moest een schootsveld van 600 m vrij blijven.
Het Rijsterborgherpad
In 1852 besloot het ministerie van Oorlog op de vestingwal bomen te planten. Daar ontstond toen de zogeheten wandeling, die Rijsterborgherpad werd genoemd naar J.H.L. Rijsterborgh, die van 1842 tot 1850 militair ingenieur te Deventer was geweest. Maar al was de aanblik van de vestingwerken nu wat fraaier, ze belemmerden de stad nog steeds in haar groei. Diverse keren heeft het Deventer gemeentebestuur zich tot de Koning en het ministerie van Oorlog gewend met het verzoek de vestingen te mogen slechten. Tot 1874 tevergeefs.
De vestingwet van 1874
Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 was gebleken dat het geen zin meer had om steden te versterken met vestingwerken. Groot was de opluchting toen Deventer vanaf 1874 ingevolge de nieuwe vestingwet desgewenst zijn vestingen mocht slechten en zijn grachten dempen. Vanaf 1879 verdwenen poorten, bastions en ravelijnen. De buitensingel bleef echter grotendeels intact, deels als gracht, deels als kanaal en haven. Op de plaats van de voormalige vestingwerken verrezen openbare voorzieningen (scholen, een ziekenhuis, handelsterreinen) en luxe woningen nabij de waterpartijen. Daarbuiten, op het voormalige schootsveld, was ruimte voor arbeiderswoningen.
Het Springerplantsoen
In 1887 kreeg tuinarchitect L. A. Springer de opdracht een
ontwerp voor een plantsoen te maken. De raad keurde zijn plannen
goed en het park aan de overkant van de Singel werd in 1888 en 1889
aangelegd. Springers ontwerp was in romantische landschapsstijl,
met drie kunstmatige heuvels (de voormalige ravelijnen in de
gracht) en een rijk gevarieerd bomenbestand. Een ravelijn bij het
(een paar jaar later verrezen) station van de Staatsspoorweg werd
omgetoverd in een eilandje, het Vogeleiland, met volières met
pauwen, fazanten en andere fraaie vogels en met een stenen koepel
die voordien deel had uitgemaakt van de Amsterdamse
wereldtentoonstelling van 1883. Twee door stadsarchitect J.A.
Mulock Houwer ontworpen houten bruggen gaven toegang tot het
Vogeleiland. In 1887 bouwde E. van der Woerd de Drakenbrug. In
hetzelfde jaar moest het Rijsterborgherpad wijken voor de aanleg
van de spoorlijn Deventer-Apeldoorn.
Het Springerplantsoen wordt meestal Rijsterborgherpark of Oude
Plantsoen genoemd. Springer ontwierp in 1889-1890 ook nog Park
Brabant in Schalkhaar, in 1914 het Nieuwe Plantsoen en daarna de in
1918 in gebruik genomen Algemene Begraafplaats aan de Raalterweg.
Langs de Singel werden vanaf de jaren tachtig van de 19de eeuw
herenhuizen gebouwd. Enkele jaren later werd het gebied tussen de
Van Twickelostraat en de Noordenbergsingel volgebouwd. Het terrein
van de Parkweg werd pas van 1916 tot 1929 ingevuld met onder meer
een klein stukje plantsoen. Het Springerplantsoen kreeg in 1968 de
status van beschermd rijksmonument. Helaas bracht in september 1999
een windhoos enorme schade toe aan het plantsoen. Inmiddels is het
weer goeddeels hersteld naar een plan van Michael van Gessel.