Jarenlang werden in de Zeekamer in een ruimte grenzend aan het Volenhoofse raadhuis de klompen bewaard van drie vissers die hier voor de kust op 27 januari 1849 door Vollenhoofse collega's van een ijsschots werden gered. De mannen, vader Klaas Bording met zijn twee zonen Klaas en Jacob, kwamen uit Durgerdam, een dorpje iets ten noorden van Amsterdam. 2 weken daarvoor waren ze op de dichtgevroren Zuiderzee gaan vissen, toen het ijs afbrak en met hen van de kust afdreef.
Haring
Tijdens de strenge winter van 1848/1849 waren grote delen van de Zuiderzee bevroren. De Vollenhoofse bevolking, die in die periode vrijwel helemaal afhankelijk was van de visserij, wachtte in spanning de dag af dat er weer gevist kon worden. Op 25 januari zagen de Vollenhovenaren twee verse haringen op het Kerkplein liggen, vermoedelijk uit de snavel van overvliegende zeemeeuwen gevallen. Voor de visser Steven Kroes, zijn knecht Klaas Edelenbos en een tweede schipper Gerrit Visser en diens knecht Frederik Kroes, was dit een teken dat ze konden uitvaren. Er zwom immers haring vlak onder de kust. Al vissend waren ze op zaterdag 27 januari het drijfijs in de Zuiderzee dicht genaderd. Terwijl ze bezig waren hun netten in te halen, zagen ze aan de horizon bewegende stipjes op het ijs en hoorden ze zwak hulpgeroep. Niet veel later ontdekten ze de Bordings op een ijsschots.
Redding
Omdat de vissers met hun zeepunters de schots niet dicht genoeg konden naderen, voer één van hen terug naar Vollenhove om een ijsvlet te halen, een zware sloep met ijzers eronder, zodat die over het ijs kon glijden. Een zekere Jan Driezen trapte vervolgens, hangend aan de voorplecht, met zijn laarzen het ijs onder de sloep vandaan om varend door het ijs in dichterbij te komen. Na 1,5 uur geploeter bereikten de vissers de ijsschots en hesen de drie uitgeputte en tot op het bot verkleumde mannen aan boord.
Botkloppen
In de Zeekamer van het raadhuis ontfermden dokter E. Ekker en de dominee B.J. Dibbetz zich over de mannen. Dibbets tekende het hachelijke avontuur op uit de mond van vader Klaas Bording. Deze vertelde dat hij 14 dagen eerder met zijn twee zonen met een prikslee en vistuig de dichtgevroren Zuiderzee was opgegaan om bot te kloppen. Hierbij werd een wak gemaakt en werden hierdoorheen netten uitspannen onder het ijs. Door met een eikenhouten plank op het ijs te kloppen schrok in de modder verscholen platvis op en zwom de netten in. De vangst was goed geweest, maar ondertussen was het ijs gebroken en van de kust losgeraakt.
Zwerftocht op zee
Door de telkens veranderende wind dreven ze op de afbrokkelende ijsschots eerst tot onder de kust bij Enkhuizen en later langs Schokland. Niemand zag hen of hoorde hun hulpgeroep. Ze wisten zich in leven te houden met regenwater en de zelf gevangen rauwe bot. Omdat er geen uitzicht op redding was, hadden ze zelfs overwogen zich in het water te laten glijden. Totdat ze Vollenhove bereikten. Voor zoon en vader Klaas bleken de ontberingen echter te groot. Zij overleden enkele dagen na hun redding.
Hulpactie via de krant
De wonderbaarlijke redding van de drie mannen was groot nieuws
en kwam in de landelijke kranten. Om de familie Bording te helpen
werd hierin opgeroepen tot financiële steun. Daarnaast werd het
ooggetuigenverslag onder de titel Authentiek verhaal
uitgegeven. De opbrengsten daarvan waren voor de weduwe van Klaas
Bording. Het gezin zat al sinds 1833 diep in de schulden. Met die
last en het wegvallen van twee kostwinners bleef er voor de weduwe
weinig perspectief over. Haar situatie verbeterde door de gaven die
velen in het land, mede dankzij het ijlings opgerichte steuncomité
uit Vollenhove, naar de krantenredacties brachten.
Aan de rand van de Oude Haven en de voormalige Zuiderzee is in 2000
een monument opgericht ter herinnering aan deze opzienbarende
gebeurtenis. Het is gemaakt door Henny Zandjans en geïnspireerd op
de beroemde prent van de Durgerdammers op de schots met de ijsslee
en de gehesen waterketel. Op de begraafplaats, niet ver van het
monument, liggen vader Bording en zijn zoon begraven.