Handel en nijverheid mochten teruglopen in de 18de eeuw, de Zaanse kooplieden trokken nog steeds naar de beurzen in Amsterdam. In de oren van de stedelingen spraken zij boers. Zij probeerden dat te veranderen, maar slaagden daar beperkt in. De 'ui'-klank die zij eerder uitspraken als 'oi' werd een 'eu', verder kwamen zij niet. Een paard gingen zij peerd noemen, want dat leek deftig. Van hun dikke, achterin de keel gevormde 'l' kwamen zij maar niet af en ze bleven hun zinnen beëindigen met een stembuiging naar boven (het 'Zaanse zangertje'). Dergelijke afwijkende uitspraken zijn ook nu nog wel te horen, als laatste rudimenten van de overigens verdwenen Zaanse volkstaal.
In hun kleding volgden de kooplieden de mode die in de stad heerste. Misschien vielen ze op doordat ze meer dan de stedelingen gekleurde vesten droegen, die detoneerden met hun verder sobere, donkere kleren. Maar dan de vrouwen van de ondernemers. Hun klederdracht, gedragen tussen circa 1770 en 1820, behoorde tot de kostbaarste van Nederland. Onder meer droegen zij een wagd (bovenjurk) van zijdedamast met een omtrek van zes meter, snoerden zij hun bovenlichaam met een rijglijf in en hadden zij op het hoofd een kap die bestond uit onder meer twee ondermutsen, een bovenmuts en oorijzers (gouden of zilveren banden van zo'n zeven centimeter breed).
In Amsterdam zagen de Zaanse beurshandelaren de koopmanswoningen, in verschillende, opeenvolgende architectuurstijlen. Die kopieerden zij in hun eigen streek in hout, dat zich leent voor verfijndere bewerking dan met steen mogelijk was. De voorschotten (topgevels) werden versierd met guirlandes en schelp-, blad- en bloemmotieven. Deze werden gemaakt door de 'beeldsnijders' die eerder de in de Zaanstreek gebouwde schepen verfraaiden. Toen de scheepsbouw op z'n laatste benen liep, vonden deze gespecialiseerde vaklieden een nieuwe markt in het opsmukken van de woningen.
De Zaanse klederdracht en koopmanswoningen mochten 'typisch Zaans' heten. Op andere cultuuruitingen was die kwalificatie niet van toepassing. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Zaanse stikwerk, een handwerktechniek die ook elders werd bedreven, zij het onder andere namen.