Nadat Haarlem in 1581 voor de gereformeerde godsdienst
had gekozen, waren de katholieken onzichtbaar. Toch bleef een groot
deel van de bevolking bleef het katholieke geloof trouw.
Het duurde tot het einde van de 19de eeuw voordat het
katholieke volksdeel weer zichtbaar werd in het straatbeeld. Maar
dan ook in volle luister. Sinds de grondwetswijziging van 1848
hadden de Nederlandse katholieken veel meer mogelijkheden zich te
organiseren en dat lieten ze duidelijk blijken. Ze sloegen aan het
bouwen. Te beginnen met een nieuwe parochiekerk, de Sint
Bavo, in neogotische stijl.
Onderwijs en zorg
Maar het bleef niet bij deze kerk. Ook het onderwijs en de
zorg moesten georganiseerd worden. Het Sint Antoniusgesticht achter
de kerk verzorgde het onderwijs voor meisjes, bevatte een
Zusterhuis en bood zorg aan ouderen. De Sint Jozefschool aan de
Herenweg verzorgde het onderwijs aan jongens. Daarnaast verrees een
Verenigingsgebouw. Dat werd geflankeerd door een Broederhuis voor
de broeders van de la Salle en door de Henricus-MULO. (De
katholieke congregatie De la Salle zette zich in voor goed
onderwjis en is vernoemd naar Johann Baptiste de la Salle.) Aan de
Kerklaan verrees in volle breedte het Sint Bavogesticht, ook een
zorginstelling.
Alles bij elkaar een omvangrijk en samenhangend geheel, dat het
katholieke onderwijs en verenigingsleven gestalte en structuur
geeft. Een katholiek bolwerk dat de hele omgeving beheerst. Zusters
en broeders in hun karakteristieke habijt nemen al dit
sociaal-culturele werk voor hun rekening.
Kleinseminarie
De bloei van het katholieke leven lijkt geen grenzen te
kennen. In 1920 koopt de bisschop van Haarlem de buitenplaats 't
Clooster aan en laat daar door de architect Jan Stuyt een gebouw
ontwerpen dat als zijn nieuwe kleinseminarie moet gaan
functioneren. Voor zijn toekomstige priesters kan het gebouw niet
mooi genoeg zijn. Hageveld staat er nog altijd.
Aan het Valkenburgerplein verrijst in dezelfde jaren de
Maria-Hemelvaartkerk. Op de Molenwerfslaan openen de Sint
Augustinusscholl voor jongens en meisjes en de Aloysiusschhol voor
jongens hun deuren. En ten slotte wordt aan de Lanckhorstlaan de
Jacobaschool gebouwd. Het katholieke onderwijs staat als een
huis.
Congregaties van zusters
Ook Congregaties van zusters weten Heemstede te vinden. De
Congregatie van de zusters van de Voorzienigheid koopt in 1950 de
buitenplaats Bosbeek en vestigt daar haar moederhuis. De
Congregatie van de zusters Augustinessen koopt in 1946 de
buitenplaats Meer en Berg en vestigt daar onder de naam
Mariënheuvel haar moederhuis. In Aerdenhout had de Congregatie van
de zusters Franciscanessen van Salzkotten reeds in de jaren twintig
de buitenplaats Boekenrode aangekocht om daar haar moederhuis te
vestigen (het huidige klooster Alverna).
De eerste scheuren
De bloei van dit katholieke leven staat bekend als het
'rijke roomse leven'. De maatschappelijke en culturele doorbraak
van de jaren zestig brachten de eerste barsten en scheuren aan in
deze katholieke zuil. De katholieken hadden hun plaats in de
Nederlandse samenleving veroverd, maar werden nu ingehaald door
nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. In Heemstede en Bennebroek
zijn echter nog steeds veel bouwwerken uit de katholieke bloeitijd
bewaard gebleven.