Terra sigillata is luxe Romeins aardewerk. Aardewerk hoort typisch bij gevestigde samenlevingen: een groep jagers en verzamelaars kan niet lopen sjouwen met zware stenen potten. Het zijn ook de boeren die behoefte hebben aan potten en pannen, om voedsel in te bewaren en te bereiden. De vondst van terra sigillata toont ten eerste aan dat er een boerenbevolking was ontstaan in het Eemland, maar tevens dat deze boeren handel dreven met de Romeinen.
De omslag van jagen en verzamelen naar landbouw ging heel geleidelijk maar had grote gevolgen voor de manier van leven. De vroege boeren bewerkten kleine akkers. Dat was zeer arbeidsintensief, maar leverde ook veel meer voedselzekerheid op. Het verbouwde voedsel moest worden bewaard en daartoe werden grote en kleine potten gebruikt. De technieken en versieringen van deze potten ontwikkelde zich in de loop van de tijd en daaraan herkennen we bepaalde culturen. Die culturen worden genoemd naar de vorm van het aardewerk.
De Utrechtse Heuvelrug behoorde aanvankelijk tot de trechterbekercultuur, zoals een groot deel van Nederland. Maar zo'n 2000 jaar voor Christus werd een nieuwe techniek toegepast: de klokbeker. De Veluwe en de Heuvelrug vormden het centrum van deze nieuwe, bloeiende cultuur en dat zou te maken kunnen hebben met handel. De Brons- en de IJzertijd vroegen om grondstoffen voor de productie van metalen. Eemland was een doorgangsgebied voor grondstoffen van brons en ijzer, maar ook werd hier ijzeroer gevonden, waaruit ijzererts kan worden gewonnen.
De Eemlanders woonden in deze tijd in grote boerderijen van soms wel 30 meter lang. Nieuw onderzoek laat echter zien, dat de boerderijen in de loop van de tijd verlengd werden. Het is dus goed mogelijk dat een familie in een kleinere boerderij woonde, maar dat die later gedeeltelijk werd verlengd. Of het oude stuk dan werd afgebroken of als schuur werd gebruikt, weten we niet. Die boerderijen bestonden uit een houten constructie van staanders en dwarsliggers ondersteunden een rieten dak. Archeologen vinden alleen de verkleuringen in de grond terug, waar de staanders zich bevonden.
Dieren en mensen woonden in dezelfde ruimte. Het lijkt erop dat veeteelt belangrijker werd en zelfs enige rijkdom met zich meebracht. Meestal stonden er een paar van die boerderijen bij elkaar. Het waren deze boeren die na het begin van onze jaartelling met de Romeinen te maken kregen.
De Romeinen bezetten tussen 14 en 47 na Christus het zuidelijk deel van ons land. De rivier de Rijn werd hun noordgrens. De Romeinse soldaten woonden in forten, die langs de rivier lagen. Niet al die soldaten waren afkomstig uit Italië: steeds meer gingen de Romeinen gebruik maken van huurlingen uit het oosten en noorden, zoals de Friezen en de Franken en andere Germaanse stammen. Die stammen woonden aan de andere kant van de limes, maar werden diepgaand beïnvloed door de Romeinse cultuur. De Germaanse en Gotische stammen in het huidige Duitsland en Oost-Europa voerden onderling regelmatig strijd. Soms was de verliezende stam gedwongen bescherming te zoeken binnen het Romeinse rijk. De druk op het Romeinse rijk werd daardoor steeds groter. Aan de andere kant voerden de Romeinse keizers strijd in het Midden-Oosten. Ze kozen er vaak voor om de legioenen uit West-Europa weg te halen. Het verdwijnen van de bescherming van de Romeinen had hier ingrijpende gevolgen. De bevolking nam af, en de natuur kreeg de kans om zijn greep op het landschap te vergroten. De menselijke nederzettingen die overbleven, lagen als eilandjes in de wildernis. Een voorbeeld in Eemland is het dorpje Leusden, waar een grafveld uit ongeveer 500 na Christus is aangetroffen.