De Dordtse frikadel

Met uitjes en mayo...

Dordtenaren zijn trots op het feit dat hun stad de oudste van Holland is. En trots op hun eigen Cornelis de Witt, die in 1667 met Michiel de Ruyter de met kettingen afgesloten Theems opvoer en doodleuk met de HMS Royal Charles, het vlaggenschip van de Engelsen, terug naar huis kwam. En dat ze de grootste kerstmarkt van Nederland hebben...

 

Maar wist u dat ze vooral apetrots zijn op de frikadel? Die staaf vlees waar er jaarlijks 600 miljoen van worden verorberd? Het liefst met een bakkie friet en een klodder mayo erbij? Jazeker, die is in Dordrecht uitgevonden.

We schrijven 24 mei 1924. In een bovenwoning aan de Dordtse Hooftstraat worden Willem de Vries en zijn vrouw Maaike verblijd met de geboorte van hun zoontje Gerrit. Op dat moment vermoedde niemand dat dit mormeltje dertig jaar later aan de wieg van de frikadel zou staan, een snack waarmee negentig jaar later zelfs wereldkampioenschappen worden georganiseerd (wie er de meeste van achter elkaar wegschranst zonder...).

Op de Krispijnseweg, waar de Hooftstraat pal om de hoek ligt en de kleine Gerrit intussen tot een werkzoekende jongeman was opgegroeid, was slagerij Keller gevestigd. Daar kon Gerrit zich als knecht in het slagersvak bekwamen. Gerrit mocht van zijn baas na werktijd op diens machines bijklussen. Hij maakte gehaktballen voor de Dordtse cafés en bracht die 's avonds op de fiets rond. Na een prima leerschool bij Keller besluit Gerrit in 1952 voor zichzelf te beginnen, want zijn privéhandel loopt goed. Hij start op de Voorstraat een vleeswarenfabriek.

In het midden van de twintigste eeuw was het volkomen normaal om gehaktballen in cafés en kiosken te eten. Gerrit de Vries had zijn bedrijf op loopafstand van de Riedijk, dat als schippersbuurt talloze cafés telde. Het was een prachtig afzetgebied voor gehaktballen en leverworsten in het zuur, producten zoals Gerrit die in grote aantallen fabriceerde. Een wijziging in de Warenwet in 1954 dreigde echter roet in zijn gehaktballen te gooien. Die wet bepaalde namelijk dat de gehaktbal niet meer dan zes procent zetmeel mocht bevatten.

Dat was desastreus voor de bijzondere eigen smaak van Gerrits specialiteit. Hij moest een list verzinnen, want zijn klanten waren verzot op zijn gehaktballen. Hij maakte van zijn alom gewaardeerde bal een ronde staaf vlees. Hierdoor waren de regels voor de gehaktbal niet van toepassing, want het was nu immers gewoon een worst zonder velletje!

Er moest een nieuwe naam voor de lekkernij komen, want de ‘gehaktstaaf’ smaakte goed, maar bekte minder lekker. Eén van zijn klanten was de cafetaria van Jan Dronker, op de Tolbrug. Toen diens uit Duitsland afkomstige vrouw geconfronteerd werd met de tot staaf getransformeerde gehaktbal van Gerrit de Vries, kreeg zij terstond associaties met een frikadelle, zoals zij die uit haar heimat kende. De naam was geboren en Gerrit noemde zijn gehaktstaaf voortaan 'frikadel'. Deze naam kwam overigens al in de zeventiende eeuw voor, maar dan geschreven als 'frickedil'. Wilt u weten hoe die smaakte? Het recept is te vinden in het kookboek De verstandige Kock uit 1667 dat vast nog wel ergens bij een antiquariaat te vinden is.

Later maakte slager Jan Bekkers uit Deurne een eigen versie van de frikadel. In tegenstelling tot Gerrit de Vries, die met een gehaktmolen werkte, gebruikte Bekkers een vleescutter. Dit maakte dat de frikadellen van Gerrit grof van structuur waren en die van Bekkers glad. Bekkers voegde een ‘n’ aan de frikadel van Gerrit toe en deponeerde de merknaam frikandel. Gerrit had er niet aan gedacht om zijn frikadel als merknaam te deponeren. Welke van de twee lekkerder smaakt? De Dordtse natuurlijk!

Eet smakelijk (maar met mate...)!