Stadsrechten

Ommen zelfstandig

Tijd van steden en staten

,,Otto, door de genade Gods bisschop van Utrecht, aan allen die dit zullen lezen, maken wij bekend, dat wij aan alle tegenwoordige en toekomstige inwoners van onze stad Ommen goedgunstig dezelfde vrijheid hebben verleend als de inwoners van onze steden Deventer, Zwolle en Kampen van ons genieten." Met deze woorden verklaarde bisschop Otto III Ommen op 25 augustus 1248 tot stad. Als bisschop van Utrecht was Otto niet alleen kerkelijk, maar ook wereldlijk leider of landsheer van Overijssel, dat deel uitmaakte van zijn machtsgebied over de IJssel, het zogeheten Oversticht. De originele brief van de stadsrechtverlening is niet bewaard gebleven, maar wel een afschrift uit de 17de eeuw. Door de verheffing tot stad kreeg Ommen de mogelijkheid om zichzelf te besturen en zich te verdedigen tegen vijandelijke troepen. Daarmee werd de stad een zelfstandige bestuurseenheid binnen het drostambt Salland, één van de drie bestuurlijke regio's binnen Overijssel. De stadsrechten van Ommen zijn ouder dan die van steden als Amsterdam of Rotterdam.

Bisschopsgezinde stad

Ommen onderhield nauwe relaties met de bisschop van Utrecht. De landsheer stond misschien zelfs aan de basis van de handelsnederzetting. Bij deze doorwaadbare plaats in de Vecht bezat hij sinds onheuglijke tijden een zogeheten veerstal, dat wil zeggen dat alle passanten hier tol moesten betalen. Rondom dit bisschoppelijk tolhuis of -heim ontstond waarschijnlijk het huidige Ommen of "Omheim". De strategisch gelegen plaats diende in 1227 als uitvalsbasis voor een strafexpeditie tegen de opstandige Drenten, maar het machtige leger van bisschop Otto II leed een smadelijke nederlaag in het moeras bij Ane. De bisschop werd bij deze slachtpartij gelyncht. De aanhoudende onrust in deze grensstreek vormt een belangrijke verklaring voor de verlening van stadsrechten aan het bisschopgezinde Ommen. De bisschop was gebaat bij een versterkte steunpost in de Vechtstreek en bescherming van zijn veerstal, terwijl de Ommenaren zich graag wilden beveiligen tegen de dreiging uit het noorden. De landsheer liet het stadje versterken met ‒ waarschijnlijk ‒ een houten omheining.

Ommer burgerschap

De inwoners van Ommen genoten burgerrechten en -plichten. Het burgerschap kon verkregen worden door geboorte of door aankoop. Burgers hadden het recht om binnen de stad te wonen en genoten zo bescherming tegen gevaren van buiten. Ook mochten zij handel drijven binnen de stad, vrij gebruik maken van de Vechtbrug, vee laten grazen op de stadsweiden en turf steken in de stadsgronden. Tegenover deze rechten stond dat inwoners verschillende diensten moesten vervullen, zoals wachtlopen of helpen bij de verdediging van de stad met handbogen, speren, pieken of zwaarden.

Stadswillekeur

Als stad had Ommen het voorrecht zichzelf te besturen. Jaarlijks kozen de burgers uit hun midden een stadsbestuur, dat niet alleen de openbare orde moest handhaven, maar ook zorg droeg voor de rechtspraak. De gedragsregels waar elke Ommenaar en bezoeker van de stad zich aan moest houden, waren nauwgezet omschreven in de stadswillekeur. De bewaard gebleven willekeur uit 1451 geeft een opsomming van al deze voorschriften. Zo moest "yemant, die den andere steete of sloghe mitter vust, dat hie niet en blode" een boete van één pond betalen. Maar wee degene die een ander een bloedneus sloeg, want "blodede hie, dat weer der stad vijf pont"! De herbergiers mochten het bier rijkelijk laten vloeien, maar het tappen van wijn was alleen toegestaan op de hoogtijden en kermisdagen. Daarbij moest de waard er ook nauwgezet op toezien dat zijn klanten geen spelletjes met dobbelstenen speelden, anders kreeg hij een tienvoudige boete in vergelijking met de dobbelaars zelf. Elke burger moest een eed afleggen op de stadswillekeur met de woorden: "Yc zwere dat yc der stat wilker sal helpen holden […] nae miner macht, ender ders stat beste te doen. Dat mij God soe helpen ende al zijne hilgen." De status van Ommen als zelfstandige stad verloor in de Frans tijd aan betekenis door de invoering van de eenheidsstaat in Nederland. Maar het stedelijk zelfbewustzijn zit er bij de Ommenaren diep ingebakken. Nog altijd afficheert Ommen zich trots als heuse stad.