In 1929 speelde zich een drama af dat het Westerkwartier landelijke bekendheid verschafte. Hoofdpersoon was IJe Wiekstra, in 1895 geboren te Lucaswolde in de gemeente Grootegast als jongste van een arm gezin met vijf kinderen. Vader Wiekstra had geen vast werk. Na de lagere school ging Wiekstra aan de slag als leerling-metselaar. Later verdiende hij een redelijk inkomen met voegen, klompen maken en stropen. IJe woonde lange tijd bij zijn moeder. Rond zijn twintigste leed hij aan waanvoorstellingen, waarvoor hij werd behandeld door een Groningse zenuwarts. Volgens eigen zeggen leed IJe aan een 'zenuwziekte'.
In 1928 verdween IJes vriend Hendrik Wobbes achter de tralies vanwege diefstal. Niet lang daarna kreeg IJe een verhouding met Hendriks vrouw Aaltje. Hij trok bij haar in, maar ging na enkele weken toch weer terug naar het huisje waar hij met zijn oude moeder woonde. Toen de moeder na enige tijd naar één van haar andere kinderen verhuisde, trok Aaltje direct bij IJe in. Zij liet haar zes kinderen in de steek. Dat was voor Justitie aanleiding om Aaltje Wobbes voor de rechtbank te dagen. Aaltje moest op 18 januari 1929 in Groningen voorkomen. Toen zij niet kwam opdagen, kreeg de burgemeester van Grootegast de opdracht om Aaltje te arresteren en naar Groningen over te brengen. Vier agenten gingen op pad om haar halen.
Op het moment dat de vier veldwachters verschenen om Aaltje Wobbes op te halen, schoot IJe Wiekstra de veldwachters zonder pardon neer met zijn jachtgeweer. Daarna verminkte hij hun lichamen door hun keel door te snijden. Vervolgens stak IJe, inmiddels gewond geraakt, zijn huis in brand. Hij bracht Aaltje naar een in de buurt wonende broer en ging zelf naar het rooms-katholieke ziekenhuis in Groningen. Toen hij daar niet kon worden geholpen en op weg ging naar het academisch ziekenhuis, werd hij aangehouden.
De begrafenis van de vier veldwachters werd een nationale gebeurtenis. De Groningse rechtbank veroordeelde IJe Wiekstra in april 1929 tot levenslange gevangenisstraf. Het Gerechtshof in Leeuwarden legde hem in hoger beroep twintig jaar gevangenisstraf op. In 1941 werd Wiekstra overgeplaatst van de Bijzondere Strafgevangenis in Leeuwarden naar de Rijks Psychiatrische Inrichting bij Eindhoven, waar hij enkele weken later op 45-jarige leeftijd overleed aan tuberculose. In het gemeentehuis te Grootegast herinnert een plaquette aan de vermoorde veldwachters.
Geïsoleerde gemeenschap in het Zuidelijk Westerkwartier
Het Zuidelijk Westerkwartier bleef tot ver in de 20e eeuw een doodarme streek. Het vervenen liet slechte grond achter, waarop keuterboertjes boekweit, rogge en aardappelen verbouwden en een beetje vee hielden. Grote gezinnen woonden opeengepakt in plaggenhutten en kleine huisjes. 's Zomers werkten vrouwen mee op het land en hielpen met wieden, schoffelen en hooien. Kinderen moesten na de lagere school aan het werk om bij te dragen aan het gezinsinkomen. De crisis van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw kwam hier hard aan. De dorpen lagen tamelijk geïsoleerd en vormden hechte gemeenschappen die onderlinge conflicten zelf oplosten. Hierbinnen passen de gebeurtenissen die zich afspeelden op de grens van Doezum en Kornhorn, gemeente Grootegast.