Karel kijkt naar de heuvel vlakbij de rivier. De knechten van de heer van Alburg zijn bezig met het bouwen van een sterk kasteel, een ringwalburcht. De ronde hoge wal ligt als een ring om het gebouw. Op de wal zijn mannen bezig met het slaan van hoge palen dicht naast elkaar. Het zal niet lang meer duren of de ronde kring met palen is klaar. Daar zullen de Noormannen niet gemakkelijk overheen komen. En de inwoners kunnen schuilen in het kasteel als het buiten gevaarlijk is. Waarschijnlijk heeft deze ringwalburcht op een heuvel in de Kolkenwaard gestaan ongeveer 150 meter ten noordoosten van de hervormde kerk van Aalburg. De naam Aalburg betekent misschien ‘oude burcht’. Het is mogelijk dat de Vikingen daar geweest zijn, want in de Maas bij Aalburg is een groot zwaard gevonden. Volgens de versiering erop was dat zwaard eigendom van een Noorman.
Karel’s vader heeft hem een poosje geleden verteld waarom hij Karel heet. Aalburg ligt in het graafschap Teisterbant. Dat graafschap maakt deel uit van het grote rijk van de Franken. Een beroemde koning van de Franken was Dagobert. Hij trok rond het jaar 630 met zijn leger vanuit Frankrijk naar het noorden, tot aan Utrecht. Maar de meest beroemde vorst van de Franken was Karel de Grote. Die had een geweldig groot rijk in Europa en is zelfs tot keizer gekroond door de paus. Karel uit Alburg is vernoemd naar die belangrijke heerser Karel, over wie zijn vader vol bewondering spreekt. Toen keizer Karel in 814 stierf was het voorbij met de rust in Europa. Vanaf die tijd verschijnen de Noormannen aan de kust. Karel is trots op zijn naam en wil graag even dapper zijn als de beroemde keizer. Dat valt niet mee, want als hij naar de rivier kijkt wordt hij toch weer een beetje bang.
Karel loopt terug naar huis. Hij woont in een kleine boerderij. De wanden zijn gevlochten van takken en met klei winddicht gemaakt. Het dak is van stro. Het is voor de Noormannen een kleine moeite om het dorpje in brand te steken, denkt Karel. Zijn moeder maakt het avondeten klaar. Ze heeft meel uit een voorraadpot gehaald en bakt er brood en koeken van. Het meel van het graan dat vader heeft geoogst op het land, heeft ze eerst fijn gemalen. Ze stopt even. Er zit een pluk haar voor haar gezicht. Met een benen kam gaat ze door het haar. Mama heeft een jurk aan die ze zelf met een weefgetouw heeft geweven. Boven aan de jurk zit een mooie fibula-speld met een vogelversiering. Zo’n speld zorgt ervoor dat je jurk goed vastzit.
Mama vertelt Karel dat de buurvrouw is overleden. Ze wordt overmorgen begraven. Dat was vroeger anders, weet Karel. Toen vereerden de mensen in het dorp heidense goden en werden overleden mensen gecremeerd. De mensen gingen soms naar de heilige put. Het water in die put zou geneeskrachtig zijn. Nadat een zendeling in de streek rondtrok en hun vertelde over het evangelie van Jezus, werden de meeste dorpelingen christen. Nu bidden ze tot één God. Karel bidt voor zijn buurvrouw die dood is gegaan. En vooral om vrede, want van die Vikingen moet hij niets hebben!
Vanaf de 9e eeuw zijn er in het Land van Heusden en Altena sporen gevonden van het christendom. De meeste kerken hoorden bij het bisdom Utrecht. In de SintMaartenskerk in Utrecht is een lijst, waarop de naam Riswick staat. Daarmee wordt Rijswijk bedoeld. Die lijst is van 866. In die lijst komt ook Walricheshem voor. Dat is de oude naam van Woudrichem. Het is mogelijk dat de heer van Aalburg bij zijn burcht een kapel had, waar werd gebeden. Misschien stond in Aalburg een heidense tempel die is verbouwd tot kerk. De kerk van Aalburg wordt voor het eerst genoemd in een document uit de 11e eeuw. Daarin wordt verteld dat de Aalburgse kerk al voor het jaar 1012 bestond. Het is de oudste kerk uit ons gebied. Als mensen uit Atina, de oude naam voor Eethen, uit Medua, de oude naam voor Meeuwen, of andere dorpen naar de kerk wilden gaan, dan moesten ze naar Aalburg lopen. Dat vonden ze heel gewoon in die tijd.