Gravin vrouwe Hilsondis, ook wel Hereswint genoemd, is spraakmakend geweest in de geschiedenis van Gilze. Ze had hier een grote hoeve die de 'villa Gillesela' ofwel Hof van Gilze heette. Deze hoeve was het centrum van haar uitgebreide grondbezit, haar ‘domein’. In het jaar 992 schonk ze al deze bezittingen aan de abdij van Thorn in Limburg. Daar had ze een goede reden voor. Haar man, graaf Ansfried, was de stichter van die abdij en hun dochter Benedicta de eerste abdis. Zelf woonde ze ook in de abdij en is er begraven. De nieuwe abdij kon de jaarlijkse opbrengsten uit de schenking goed gebruiken.
Hilsondis liet haar goede gaven officieel in een akte vastleggen. Deze schenkingsakte uit 992 (aangemerkt als ‘onecht en toch waar’) is nu één van de drie bronnen die bevestigen dat Gilze in de tiende eeuw al bestond. De twee andere zijn de opgegraven boomput uit die tijd én een vermelding in de kroniek van bisschop Thietmar van Merseburg, die van 975 tot 1018 leefde.
Het domein van Gilze strekte zich uit tot ver in de omtrek. De landerijen, boerderijen en rechten die Hilsondis met het domein weggaf, heetten in die tijd aanhorigheden. Voorbeelden hiervan waren de hoeven van Hulten en van Ulvenhout. Dan waren er nog veel goederen (= grond) die later zogenaamde cijnsgoederen werden. Cijns was een soort vergoeding die de boer aan zijn grondheer moest afdragen voor het gebruik van de grond. De goederen lagen op Verhoven, in Rijen, Molenschot, Hulten, Ginneken, Princenhage, Oosterhout, Rijsbergen en Snijders-Chaam. Een schepenbank, die 'Den Ouden Hof van Gilze' heette, benoemd werd door de abdis en onder leiding van de meier (rentmeester) stond, moest dit allemaal vanuit de centrale hoeve namens de abdis van Thorn beheren. Deze schepenbank was meteen ook de eerste vorm van lokaal bestuur.
Er zijn sterke aanwijzingen dat de centrale hoeve uit die tijd tussen de huidige kerk in Gilze en de Heuvel heeft gestaan. Dat zou ook verklaren, waarom het centrum van Gilze van oudsher ‘Kerkhof’ heette, ofwel het hof bij de kerk. Voor de gemeente was het in 2010 aanleiding om de nieuwe straten in dit gebied de namen Cijnshof en Den Ouden Hof mee te geven.
Hoe dit hof er heeft uitgezien? Denk aan een groot erf met verschillende gebouwen eromheen, omheind met rechtopstaande palen en waarschijnlijk omgeven door een gracht. Onder andere de meier woonde hier en omdat hij tegelijkertijd heerboer was, stond zijn eigen boerderij met schuren en stallen er ook, inclusief enkele woningen voor zijn personeel. De knechten en meiden die bij het hof hoorden, waren rond het jaar 1000 nog onvrije mensen (lijfeigenen). Zij moesten de dichtbijgelegen bedrijfsgrond bewerken.
De grond in de wijde omgeving hield de abdij in pacht, met verschillende boeren als halfvrije en vrije pachters. Ze bewerkten zowel de akkers van het hof als hun eigen velden.
Er stonden bij de hoeve ook voorraadschuren voor de rogge. Die kwam uit de tienden en pachtopbrengsten en moest in grote hoeveelheden opgeslagen worden. De abdij van Thorn had immers ook het recht om tienden te heffen. De boeren moesten het tiende part van de opbrengst van hun boerderij afstaan. Iedere tiende schoof rogge en boekweit bijvoorbeeld, maar ook ieder als tiende geboren lammetje. De tiendheffer had op zijn beurt de plicht om aan het onderhoud van het kerkgebouw en het levensonderhoud van een priester bij te dragen en in de levensbehoeften van de armen te voorzien. Daarom zal er binnen de beschermde ruimte van het hof wellicht ook al een kapel of kerkje hebben gestaan.
Wie nu vanuit de Raadhuisstraat de Cijnshof inloopt, vindt daar een gedenkplaat waarop het hof van toen en de hoofdrolspelers op kunstzinnige wijze zijn gevisualiseerd. Gravin Hilsondis, de eerste vrouw aan het roer in Gilze, is nog niet vergeten.
Bron: De historische canon van Gilze en Rijen, 2012 - Heemkring Molenheide