Ten noorden van Heerjansdam zijn onder een molen resten van een elfde-eeuws kerkhof aangetroffen. Er wordt aangenomen dat deze begraafplaats bij de moederkerk van de toenmalige Swindrehtwert hoorde.
Eerste vermelding
De oudst geschreven bron dateert uit het jaar 1101. Dan wordt het gebied in een brief van de Utrechtse bisschop Burchard van Lechsgemünd ‘Thiedradeskercke bij de Duble’ genoemd. In deze brief wordt gesproken over de kerk 'Ecclesiam Thiedradeskercke'. Op het terrein van de korenmolen Landzicht aan de Molenweg zijn bij archeologisch onderzoek resten van deze kerk gevonden.
De plaatsnaam
Het is onduidelijk wanneer de naam Heerjansdam in gebruik kwam. In 1396 draagt de nederzetting de naam Heynkerc, in 1425 Tserheynenkerc en in 1481 Tsehynkerc alias Here Jans Dam. De oudere vermeldingen laten zien dat de naam verwees naar een ambachtsheer: ‘Heye’. De ambachtsheer die het in 1332 liet bedijken, heette Thielman Jans Heeren Gillyszoon, wat ook een verklaring voor de naam van het ambacht kan zijn.
Kerkelijk Heerjansdam
In 1340 werd op het hoger gelegen gebied van de binnenrivier de Waal een nieuwe kapel gebouwd, waaruit de tegenwoordige dorpskerk is voortgekomen. Heerjansdam behoorde tot 1559 aan het bisdom Utrecht, waarna het overging naar het bisdom Haarlem.
In het begin van de zestiende eeuw wordt het ambacht De Lindt gesplitst in twee ambachten, Groote Lindt en Kleine Lindt. Het grondgebied van Kleine Lindt liep vanaf boerderij Zonnestein aan de Lindtsedijk naar de haven van Develsluis. De splitsing van het ambacht had ook kerkelijk gevolgen. De bewoners van Kleine Lindt bonden zich aan de kerk van Heerjansdam. En later werden er diensten gecombineerd met de kerkelijke gemeente Kijfhoek. Met als uiteindelijk gevolg dat men 's morgens in Heerjansdam kerkte en 's middags in Kijfhoek!
Bij de consistoriekamer van de kerk is de voormalige grafkelder van de ambachtsheren te vinden. Niet ver van de kerk, ter hoogte van de Algemene Begraafplaats, stond tot 1800 een kasteeltje met rondom
een gracht en een ophaalbrug. Het was het onderkomen van de ambachtsheren van Heerjansdam en werd het ‘Huys van Heer Jans Dam’ genoemd.
Het dorp en de dorpelingen
Tussen 1632 en 1748 groeide het dorp van 51 naar 75 woonhuizen. In 1848 waren dat er 102 met in totaal 730 bewoners. Op drie israëlieten en tien afgescheidenen (met een eigen kerk!) na, behoorden allen tot de Nederlandse Hervormde Kerk. De dorpelingen waren hoofdzakelijk landarbeiders, boeren, veehouders en vissers. Velen waren er werkzaam in de vlasverwerking. Uit de armenrekening van de kerkelijke diaconie in het derde kwart van de achttiende eeuw blijkt dat veel dorpelingen moeite hadden om rond te komen. De eerste uitbreiding van woningen kwam in de jaren twintig van de twintigste eeuw aan de Molenweg, waar de in 1919 opgerichte woningbouwvereniging actief was. In 2003 raakte Heerjansdam zijn zelfstandigheid kwijt en werd het bij de gemeente Zwijndrecht gevoegd. Dat neemt niet weg dat het nog steeds een dorp met een landelijk karakter is, ook wel bekend als de ‘groene oase’ van de Zwijndrechtse Waard.