Ze blijven vaak de hele week weg van huis. Dag en nacht zijn ze druk bezig op hun zalmschouwen. Ze gooien hun netten uit op de rivieren Waal, Maas en Merwede en halen die na een poosje weer binnen. De ene keer vissen ze op spiering of elft, de andere keer op prik of zalm. Ze houden de gevangen vis zo lang mogelijk levend in een bun. Dat is een bak aan boord die met het rivierwater in verbinding staat. Dan kan de vis zo vers mogelijk worden afgeleverd op de markt in Woudrichem of Gorinchem. Niet alle vissen passen in de bun. Als je een steur vangt, bindt je ‘m vast langs de boot. Op zaterdag komen de vissers thuis. Doodmoe van het zware werk. Dan moet er ook nog flink aangepakt worden. De netten worden schoongemaakt en gerepareerd. De vissers zijn trots op hun beroep. Je bent zo vrij als een vogel in de lucht. Je kunt zelf regelen hoe laat je begint en wanneer je stopt. Zo was het vroeger en zo is het nog steeds. ’s Zomers verdien je meestal genoeg om met je gezin van rond te komen. Als het winter is, vang je weinig of niets. Dan is er in veel gezinnen armoede.
Omdat er zoveel vissers zijn, is er een vissersgilde die regels opstelt. Niet iedereen kan tegelijk vissen. De vissers moeten loten voor hun beurt om op zalm, elft of prik te mogen vissen. Een andere regel is dat je niet teveel alcohol mag drinken. Als hij niet uitkijkt, raakt de visser zijn vergunning kwijt! En niet kunnen vissen, betekent dat je geen geld kunt verdienen. In 1877 horen de vissers dat het stadsbestuur er een nieuwe regel bij heeft gemaakt. Ze mogen voortaan hun vis alleen nog naar de visbank in Woudrichem brengen. De stad heeft geld nodig en de vissers moeten voor elke gevangen vis meer belasting betalen dan ze gewend zijn. Ze mogen de vis niet meer naar de markt in Gorinchem brengen, ook niet als ze daar meer geld kunnen verdienen. Voor de vissers telt elk dubbeltje. Ze hebben het toch al niet zo breed. Ze zijn woedend!
De volgende dag wordt er weer geloot. Welke vissers mogen gaan vissen op de elft? Als de loting begint, is er niemand te zien. De boze vissers blijven weg. Zo protesteren ze tegen het besluit van het stadsbestuur. Ze brengen hun vis niet meer naar de visbank. Ze overtreden dus de wet, de regels van Woudrichem. Omdat ze ongehoorzaam zijn, trekt de burgemeester alle vergunningen in. Nu mogen de vissers met hun boot de rivier niet meer op. Hij geeft bevel aan de militaire politie, de marechaussees van Woudrichem, om extra goed op te letten of ze toch niet stiekem vis gaan vangen.
Het wordt 29 april. De burgemeester loopt met soldaten van Slot Loevestein en met marechaussees naar de rivier. Ze zien dat vissers een net binnenhalen. De burgemeester roept naar de marechaussees: ‘Pak de vis!’ De marechaussees proberen de vis uit het net te halen, maar de vissers doen dat ook. De vissers schreeuwen woedend: ‘Rot op. Dat is onze vis!’ De soldaten en marechaussees gaan stug door en pakken zesendertig vissen. Ze willen nog een net leeghalen, maar de vissers storten zich met alle macht er boven op en trekken het net in hun boot. De soldaten gaan in een andere boot erop af en na hevig geduw en getrek lukt het de soldaten de vis te pakken. De vissers schelden en slaan. Er vallen harde klappen. Eén luitenant trekt zijn zwaard. Hij voelt zich bedreigd. Eén visser krijgt een steek in zijn zij. Vissersvrouwen aan de kant gooien zware stenen in de richting van de soldaten. De burgemeester ziet dat en roept zijn mannen terug. Ook de vissers gaan mopperend en scheldend naar huis.
De burgemeester is bang voor nog meer geweld. Op 1 mei komen er dertig soldaten uit Gorinchem om de marechaussees te helpen. Een paar dagen later zien de vissers zelfs een gepantserde kanonneerboot op de rivier verschijnen. Dat is een stoomboot die heel snel kan varen en op vissersboten kan schieten. Ze zullen die oproerige vissers wel eens krijgen! De kanonneerboot wordt na twee dagen vervangen door twee andere schepen. De bemanning moet controleren of de vissers zich houden aan de regels. Iedereen ziet dat het zo niet verder kan. Het stadsbestuur en de vissers gaan praten met elkaar. Pas vijftien jaar later worden ze het eens. Tot op de dag van vandaag hebben de inwoners van Woudrichem die lid zijn van het vissersgilde het recht om te vissen op de rivieren rondom de vestingstad.