Nederland blijft buiten de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) maar ondervindt wel degelijk de gevolgen ervan. Waalwijk maakt kennis met gemobiliseerde militairen en Belgische vluchtelingen. Door toenemende tekorten neemt de armoede toe.
Waalwijk is in de zomer van 1914 in rep en roer. De stadsomroeper kondigt de mobilisatie af. Ogenblikkelijk vertrekken honderden mannen om het leger in te gaan. Zo raakt bijvoorbeeld Waspik een kwart van zijn mannen in de leeftijd van 20 tot 28 jaar voor langere tijd kwijt. Vele gezinnen verliezen hun kostwinner en zijn aangewezen op een karige vergoeding. Boeren moeten hun paarden aan het leger afstaan, dat ze voor de hele regio in Capelle verzamelt.
In de eerste oorlogsweken valt het economische leven nagenoeg stil. Het aantal werklozen groeit en de prijzen stijgen. Om de ergste nood te kunnen opvangen, worden steunfondsen opgericht, die het vooral van particuliere giften moeten hebben. Soms springt ook de gemeente bij. Wie een bijdrage uit het fonds wil ontvangen, wordt verplicht aan het werk gezet. Zo werken in Waalwijk tientallen werklozen aan de Winterdijk. De dijk wordt handmatig verlaagd, verbreed en met bomen beplant. Van het eindresultaat valt nog steeds te genieten.
Maar het gaat niet iedereen slecht. Vanaf 1915 kunnen de schoenfabrieken de grote legerorders nauwelijks aan en boeken ze grote winsten. Vele schoenfabrieken breiden daarom uit.
In de twee laatste oorlogsjaren gaat het snel bergafwaarts. Een duikbootoorlog en blokkades zorgen voor een groot tekort aan industriële grondstoffen en een groot gebrek aan voedsel en brandstof. De lonen kunnen de prijsstijgingen niet bijhouden en de werkloosheid stijgt snel. Brood, aardappelen, melk, petroleum en andere brandstoffen; steeds meer artikelen gaan op de bon. Het voorkomt niet dat het aantal schrijnende gevallen van armoede toeneemt. De winter van 1916-1917 is zo streng dat de Bergsche Maas dichtvriest. Om aan brandstof te komen bestormen de mensen dan ook letterlijk de gasfabriek. De Waalwijkse gemeenteraad komt met spoed bij elkaar. Bij kaarslicht wordt vergaderd omdat alles in het gemeentehuis bevroren is. De brandstofprijzen gaan omhoog en 's avonds moet het licht in winkels en koffiehuizen vroeger uit.
Vandaag de dag is mobiliteit iets normaals. Honderd jaar geleden ligt dit anders. De overgrote meerderheid van de bevolking komt zijn leven lang niet verder dan op loopafstand van zijn geboortegrond. De bijna gelijktijdige en massale komst van militairen en Belgische vluchtelingen in 1914 heeft daarom een grote invloed. Waspik bijvoorbeeld telt in die jaren, afgerond, 3.300 inwoners. Gedurende de oorlogsjaren heeft het gemiddeld zo'n 250 ingekwartierde soldaten en 140 Belgische vluchtelingen over de vloer. Daaronder, vanaf maart 1916 tot aan het einde van de oorlog, een zestigtal Belgische jongens van 6 tot 14 jaar. Ondergebracht in een particulier herenhuis krijgen zij dagelijks les van Belgische onderwijzers. In Waalwijk vraagt het gemeentebestuur in 1917 aan het Rijksbureau voor de Distributie brandstof voor 8.000 inwoners, waaronder 3.000 soldaten.
Het merendeel van de ingekwartierde militairen in deze streek komt uit Amsterdam en Friesland. De meeste inwoners maken daarom voor het eerst kennis met de Friese taal of een Amsterdamse tongval. Het leger betaalt relatief goed, zodat de vergoeding voor inkwartiering een aantrekkelijk neveninkomen kan zijn.
De inkwartiering heeft ook andere gevolgen. De soldaten brengen ideeën en een leefstijl mee, die vele Brabanders liever kwijt dan rijk zijn. In cafés wordt veel alcohol gedronken. Met al die soldaten in de buurt maken ouders zich zorgen over hun dochters. Sommige soldaten spreken openlijk over het socialisme en daar moet een grote meerderheid in het zuiden niets van hebben. In 1917 moet in Waspik scheepsbouwer Ruijtenberg zijn gemeenteraadszetel aan een arbeider afstaan. De commissaris van de koningin ziet het met lede ogen aan en schrijft na een werkbezoek: 'De voortdurende inkwartiering werkt ellendig op de geest der bevolking. De Amsterdamse bataljons bevatten veel intellectuele socialisten en anarchisten; deze maken propaganda; richten bonden op. Vandaar dat Ruijtenberg viel als raadslid'.
Aan het einde van de oorlog breken onder soldaten relletjes uit. Zij zijn het jarenlang onder de wapens zijn beu. Ook onder de in Waalwijk gelegerde soldaten is het onrustig. Wanneer de socialist Pieter Jelles Troelstra in de Tweede Kamer kort hierop verkondigt dat Nederland toe is aan een bewind van de arbeidersklasse, komt gezagsgetrouw Nederland massaal in actie. In de Langstraatse gemeenten worden in allerijl comités van Recht en Orde opgericht. De zaal van de Waalwijkse RK Gildenbond is stampvol, wanneer adhesie wordt betuigd aan koningin en vaderland. Op 18 november 1918 heeft op het Malieveld in Den Haag een grote demonstratie voor de monarchie en tegen Troelstra plaats, waaraan ook vanuit de Langstraat wordt deelgenomen. Met de wapenstilstand op 11 november 1918 komt een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Waalwijk haalt opgelucht adem. Het Heilig Hartbeeld aan het St. Antoniusplein in Waalwijk is nog altijd een stille getuige van de mobilisatietijd: Zegen onze woonstee, sterk ons geloof en spaar ons land''. Het zijn spannende jaren geweest.
Bijdrage: Leon Baaten en Nol Kleijngeld