Wat een crisis is, weet ondertussen iedereen. Hoe ontstaat zo'n crisis? En wat zijn precies de gevolgen? Langzaamaan werd het de mensen duidelijk in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Ook de crisis in de jaren dertig van de vorige eeuw begint in de Verenigde Staten van Amerika. Na de Eerste Wereldoorlog blijft de economie van Amerika maar groeien; het kan niet op. De aandelen stijgen mee. Iedereen probeert een graantje mee te pikken en koopt aandelen en speculeert er op los. De koersen van de aandelen schieten flink omhoog door de grote belangstelling. Maar dan gaat het fout. Mensen kopen aandelen met geleend geld. Ze zouden de lening toch snel kunnen aflossen door de grote winsten, luidt de mening.
Maar in de zomer van 1929 beginnen de koersen te dalen. Snel moeten de aandelen verkocht worden, anders was het aflossen van een lening niet meer mogelijk. Op 24 oktober 1929 is het dieptepunt bereikt: zwarte donderdag. Mensen blijven achter met grote schulden. Banken in de problemen. Productieoverschot. Massaontslagen.
De crisis 'waait' over naar Europa. En dus ook naar Nederland en naar Sprang-Capelle, Waalwijk en Waspik. Neem de schoenindustrie, waar halverwege 1930 de problemen beginnen. Door overproductie in de hele wereld proberen fabrikanten hun producten te dumpen. De Langstraat maakt mooie en goede schoenen, maar door die dumping komt de productie in het nauw. Er volgen maatregelen. De winkels moeten tweederde van hun omzet van Nederlands fabrikaat verkopen en de invoerrechten gaan omhoog. Maar welke maatregelen ook worden bedacht, uiteindelijk helpen zij maar tijdelijk. Rond 1937, het dieptepunt, is één op de drie schoenarbeiders werkloos. Opvallend is dat rond 1930 Ivo van Haren met succes een schoenfabriek en een bijpassende winkelketen opzet.
Werkloos ….. en dan.
In die periode geldt de Werkverschaffing. Er worden projecten opgezet waar werklozen aan het werk moeten. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Diegenen die een eigen huisje hebben, mogen soms maar twee of drie dagen komen werken. Kostwinners krijgen voorrang en daarbij hebben grote gezinnen weer voorrang.
De ontginning van Den Dullaert in Sprang-Capelle gebeurt via de Werkverschaffing. Levensverzekeringsmaatschappij 'Utrecht' heeft het oog laten vallen op de braakliggende grond tussen de Winterdijk en de spoorlijn. Na ontginning kan dat best wat opbrengen. Werklozen, vooral schoenmakers uit deze regio, kunnen voor 24 cent per uur aan de slag. De eerste schop krijgen ze, de volgende moeten ze zelf betalen.
In Waspik wordt via de Werkverschaffing de Kerkvaartse haven verbreed. Na een vurig pleidooi van de heer Smits, voorzitter van de RK Werkliedenbond, wordt dit project in 1932-1933 uitgevoerd. Een ander project dat begin jaren 1930 wordt uitgevoerd, is de aanleg van een ijsbaan. Die ijsbaan ligt in het gebied waar nu de wijk Binnenbijster is.
Lukt het niet om via de Werkverschaffing loon binnen te krijgen, dan rest voor velen de armenzorg of de diaconie. De gemeente Waalwijk doet in 1931 met succes een beroep op de rijkssteunregeling. De werklozen komen daardoor in aanmerking voor extra steun, maar wel onder voorwaarden. Zo sluit de regeling vrouwen uit en tweederde van andere inkomsten van het gezin wordt op de uitkering gekort. Ter controle of iemand wel echt werkloos is, moet elke dag tussen 9.30 uur en 10.00 uur worden gestempeld. Ook mogen steuntrekkenden geen cafés bezoeken. De steunregeling geldt in het begin alleen voor de schoen- en leerindustrie, maar wordt al snel uitgebreid tot hieraan verwante industrieën en, in 1932, de bouw. In 1936 wordt het fonds al weer opgeheven.
Hoe krijgen we nu een goed beeld van die zware crisistijd? Hier volgen wat herinneringen van mensen uit Waspik die deze tijd meegemaakt hebben. Ze zijn nu wel oud, maar die tijd van 'nog minder' staat nog goed in hun geheugen gegrift.
Het is in die tijd gebruikelijk dat knechten en meiden aan de boeren verhuurd worden. Jos Kamp wordt in 1933 - hij is dan 17 jaar- voor drie jaar verhuurd. Zijn jaarsalaris is 300 gulden (bijna 140 euro). Een klein lichtpuntje: kost en inwoning gratis.
Janus Boons weet nog dat de melkfabriek de melk van de koeien elke morgen en zaterdagavond ophaalde. In 1930 is de opbrengst 4 cent per liter. Thuis boter karnen is dan nog heel gebruikelijk.
Alleen een optimist ziet in die tijd ook positieve kanten aan de crisis. Jantje Koopmans, de volkszanger uit Waspik, is zo'n man. Hij vertelt: "In deze zeer armoedige tijd kon men alles voor elkaar missen; men was één in de armoede".
Lang geleden, voor de kerst kregen hij en zijn twee broers van zijn vader elk een mondharmonica. Maar zijn grote wens was een accordeon. In 1938 had hij 25 gulden bij elkaar gespaard en kocht hij zijn eerste accordeon. Over positief denken gesproken.
Hoe is een crisis op te lossen? Daar buigen zich veel mensen het hoofd over.
Deze crisis ging 'vanzelf' over, naar nog een grotere ramp: de Tweede Wereldoorlog.
Bijdrage: Rien Visser