Fraaie kerken zijn in de gemeente stille getuigen van een eeuwenoude geloofsbeleving. Maar protestanten en katholieken hebben ook hier een soms felle strijd uitgevochten.
De oude toren in Baardwijk en de hervormde kerken van Waalwijk, Sprang en Waspik staan nu nog prominent te getuigen van een eeuwenoud christelijk geloofsleven in de Midden-Langstraat. De serene en ingetogen uitstraling van de gebouwen doet niet vermoeden dat er periodes zijn geweest waarin ze inzet waren van een hevige, verbeten strijd tussen protestantse en katholieke bevolkingsgroepen.
De parochies waaruit de huidige geloofsgemeenschappen zijn voortgekomen, dateren uit de dertiende eeuw. Het katholieke geloof is dan de enige religie waarmee mensen te maken hebben en dat blijft in deze streken tot ongeveer 1575 zo. Rond die tijd, in de Tachtigjarige Oorlog, winnen de ideeën van de Reformatie terrein. In Capelle, Vrijhoeve, Sprang en Besoijen krijgt de nieuwe religie veel aanhangers. Baardwijk, Waalwijk en Waspik blijven in overgrote mate katholiek. Van officieel benoemde predikanten is voor 1600 nog geen sprake. Het gebied ligt in een gevaarlijk grensgebied. De classis van Dordrecht, een regionale vergadering binnen de protestantse kerk, die in het Hollandse gebied voor de benoemingen moet zorgen, wil geen predikanten aanstellen als hun veiligheid niet gegarandeerd kan worden. In Capelle en Sprang neemt het dorpsbestuur het voortouw. Die benoemt, zonder medewerking van de classis 'een pastoor ofte predikant' om de inwoners van pastorale zorg te voorzien. Dat is 'heer Jasper' in Sprang en in Capelle achtereenvolgens Hendrick Gentgens en Cornelis van Voorn. Zij geven de Reformatie in die dorpen al een stevig fundament vóór de officiële oprichting van de protestantse gemeenten.
Halverwege de Tachtigjarige Oorlog wordt alles anders. Er komt
een wapenstilstand die bekend staat onder de naam Twaalfjarig
Bestand (1609-1621). In die rustigere tijd worden in het Hollandse
gebied predikanten benoemd. Eén in Baardwijk (Johannes van Andel),
één voor Besoijen en Sprang samen (Cornelis Hanecop) en één voor
Capelle, Waspik en Raamsdonk samen (Cornelis Polletz). De sfeer
tussen de beide geloofsrichtingen is vanaf dat moment ronduit
slecht, omdat katholieken hun geloof niet meer openlijk mogen
belijden. Als zij ook nog hun kerkgebouwen moeten afstaan, worden
de tegenstellingen echt op de spits gedreven.
Ook dorpsbestuurders moeten voortaan van de nieuwe religie zijn. De
situatie leidt van tijd tot tijd tot onverkwikkelijke rellen. In
Waspik schreeuwen de verzamelde katholieken in 1622, bij de
benoeming van nieuwe dorpsbestuurders, dat ze niet 'door dieven
ende schelmen' bestuurd willen worden. Ze dreigen de nieuwbenoemde
dorpelingen 'doot te snijden' en de predikant op zijn 'backhuijs'
te slaan.
De ontwikkelingen zijn niet te keren, ook niet in het Brabantse
Waalwijk waar de kerk aan de haven na de Vrede van Munster in 1648
naar de kleine protestantse gemeenschap overgaat.
De strikte regels tegen het uitoefenen van de katholieke godsdienst worden in de tweede helft van de zeventiende eeuw wat soepeler. Katholieken mogen tegen een jaarlijkse betaling van recognitiegeld een schuurkerk in gebruik nemen. Er mag ook een pastoor worden benoemd, als er maar admissiegeld wordt betaald, waarmee toestemming voor de benoeming wordt gekocht. Achtereenvolgens krijgen Waalwijk (1666), Waspik (1674) en Baardwijk (1692) een schuurkerk. Voorwaarde bij die gebouwtjes is dat niets aan de buitenzijde van het gebouw erop mag wijzen dat het om een kerk gaat.
De toestand blijft zo tot de Fransen met een sterk leger in 1795 hun 'Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap' ook naar onze streken exporteren. In 1798, bij de eerste Staatsregeling (grondwet), wordt bepaald dat de grootste geloofsgemeenschap in een plaats aanspraak mag maken op een kerkgebouw dat bij de Reformatie in de zeventiende eeuw in protestants bezit is gekomen. In Sprang en Capelle blijven de gebouwen in bezit van de protestantse gemeenten omdat die dorpen in grote meerderheid protestants zijn. In Waspik, Baardwijk en Waalwijk ontstaat een felle strijd om de kerk. Getalsmatig is het duidelijk dat katholieken de gebouwen mogen claimen, maar de protestanten verdedigen hun rechten op de kerken met ongekende felheid. Het resultaat van de strijd is voor katholieken nogal onthutsend. Alle drie de kerken blijven protestants, ondanks verwoede pogingen om de gebouwen terug te krijgen.
De katholieken blijven nog jarenlang aangewezen op hun schuurkerken. Zowel in Waalwijk (1829), Baardwijk (1836) als Waspik (1841) krijgen ze uiteindelijk met subsidie van de landelijke overheid een nieuwe kerk. Waterstaatskerken heten ze, omdat ingenieurs van het ministerie van Waterstaat betrokken zijn bij het ontwerpen van die gebouwen. Van die drie kerken is alleen de Bartholomeuskerk in Waspik nog in het straatbeeld terug te vinden.
De sfeer tussen de twee bevolkingsgroepen blijft tot ver in de twintigste eeuw beneden peil. De nadruk ligt vooral op 'wat ons gescheiden houdt'. Pas de laatste decennia groeit er een houding van echte belangstelling voor elkaar en kan het leven worden opgefleurd met de verworvenheden van de verschillende geloofsgemeenschappen die het christendom ieder op hun eigen manier vorm geven. Misschien is die kentering wel te laat gekomen, nu de ontkerkelijking het effect van de kerken op het leven van alledag heeft teruggebracht tot een fractie van de invloed die ze vroeger hadden.
Bijdrage: Han Verschure