Door de vele eigenaren en de verschillende tijdstippen waarop de kelders gebouwd of verbouwd zijn, is vrijwel geen werfkelder hetzelfde. Bovendien waren de werven tot ver in de twintigste eeuw privéterrein en dus niet toegankelijk voor het publiek. Dat was te zien aan de vele goederen die er lagen opgestapeld en aan de honderden schuttingen, hekjes en muren. Ieder stukje werf had zijn eigen soort bestrating... of geen. Sommige werven hadden hun eigen hijskraantje. In latere tijd werden er soms zelfs hele tuintjes op de werven aangelegd. Alleen een strook langs het water moest vrij blijven voor het jagen - het voorttrekken van een schip met een touw.
Rondom het huidige stadhuis was het extra druk want daar stond sinds 1402 de stadskraan waar de handelswaar uit de schepen kon worden overgeladen op karren. Via het wed - een schuin oplopend straatje dat er nog steeds is te vinden - konden de karren naar boven rijden, de stad in of naar verder gelegen bestemmingen. Boven, op de hoek van de Ganzenmarkt, was de Waag waar de handelswaar eerst gewogen kon worden.