Waterwegen hebben altijd een belangrijke en beeldbepalende rol gespeeld in de ontwikkeling van Jutphaas en Vreeswijk. Hoewel hun rol binnen onze leefgemeenschap aanmerkelijk is verminderd, zijn ze nog steeds nadrukkelijk aanwezig.
De Lek
In de eerste plaats is er de rivier de Lek en de aanleiding
voor de latere kanalen die onze stad doorkruisen. Tot, naar men
tegenwoordig algemeen aanneemt, 1122 liep de Neder-Rijn van Wijk
bij Duurstede (later de Kromme Rijn genoemd) langs Utrecht en
Zwammerdam naar de omgeving van Katwijk aan de Rijn, waar hij in de
Noordzee uitmondde. Delen van deze rivier heten Leidsche Rijn en
Oude Rijn. De Lek was in die tijd slechts een zijrivier van de
Rijn. Verzanding en daarmee gepaard gaande overstromingen waren
aanleiding voor de bisschop van Utrecht, Godebald, om tot afdammen
over te gaan. De agrarische belangen prevaleerden boven de
handelsbelangen van de scheepvaart. De Lek kreeg zo meer water en
werd de hoofdstroom.
De Vaartse Rijn
Het gevolg van de afdamming bij Wijk bij Duurstede was een
blokkade van de scheepvaartroute van de stad Utrecht naar het
Duitse hinterland. Utrecht zocht en vond een nieuwe route.
In die tijd stond de Hollandsche IJssel bij het buurtschap
Hoppenesse (tegenwoordig Klaphek genoemd) in open verbinding met de
Lek. (Het was zelfs zo, dat het meeste water van de Lek verder
stroomde door de Hollandsche IJssel en dat het overgebleven water
richting Schoonhoven een onbetekenend stroompje was.) Het is het
deel dat wij tegenwoordig de Enge of Kromme IJssel noemen. Nog in
hetzelfde jaar 1122 werd een kanaal van Utrecht Tolsteeg naar 't
Gein gegraven. Een dam scheidde dit kanaal, de Vaartse Rijn, van de
Hollandsche IJssel. Na het doorslaan van deze dam en het verlengen
van het water tot aan de Hollandsche IJssel, kreeg dit stuk de naam
Doorslag.
Voor het oude Jutphaas betekende dit een splitsing in zijn
grondgebied: het Nedereind aan de westzijde van het nieuwe kanaal
en het Overeind aan de oostzijde. Het is logisch, dat de kern van
Jutphaas, het Kerkveld, zich langzamerhand verplaatste naar de
omgeving van de Vaartse Rijn. Scheepvaartverkeer brengt immers
allerlei activiteiten en neringdoenden, (herbergiers, winkeliers)
met zich.
De Nieuwe Vaart
Ruim anderhalve eeuw na de dam van Wijk bij Duurstede bleek
ook de open verbinding van Hollandsche IJssel veel problemen op te
leveren. Vooral 's winters en bij storm liep het land in de wijde
omtrek onder water en braken de toenmalige IJsseldijken. Bij zo een
dijkbreuk is de huidige Rietput in de wijk Hoog-Zandveld ontstaan.
Op aandringen van de Hollandse Graaf Floris V (1254-1296) gaf de
Utrechtse bisschop Jan van Nassau (+1230-1309) in 1285 toestemming
tot het afdammen van de IJssel ter hoogte van Hoppenesse (Klaphek).
Opnieuw was Utrecht verstoken van een verbinding met de rivier. De
oplossing werd gevonden door een nieuw kanaalvak te graven van
Jutphaas naar Vreeswijk, de 'Nyevaert', die in 1288 gereed kwam.
Ook dit kanaalvak eindigde precies als die naar 't Gein bij een dam
namelijk ter hoogte van de Wiersdijk. In 1373 werd de Nieuwe Vaart
verdiept en doorgetrokken tot aan de Lek waar de eerste sluis in
Vreeswijk tot stand kwam. De Nieuwe Vaart zou later de naam van
het oude kanaalvak naar 't Gein overnemen: de Vaartse Rijn. Bij de
sluis ontstond het dorp Vreeswijk.
Het Merwedekanaal
De Vaartse Rijn werd in de loop van de tijd voortdurend aan
de omstandigheden aangepast. Zo kwam via dit kanaal omstreeks 1824
de Keulse Vaart tot stand. Dit was de verbinding van Amsterdam via
de Weesper Trekvaart, de Vecht en de Vaartse Rijn naar Vreeswijk
vanwaar de scheepvaart over de Rijn naar Keulen en verder ging. Na
1850 kwamen steeds meer gebreken van deze scheepvaartroute aan het
licht. De vaarweg en de sluizen werden te klein voor de steeds
groter wordende schepen en de toename er van. Na vele plannen en
mogelijke tracées werd in 1881 de wet inzake de aanleg van een
kanaal van Amsterdam via Vreeswijk en Vianen naar de Merwede bij
Gorinchem gepubliceerd. De Vaartse Rijn werd als onderdeel van dit
nieuwe Merwedekanaal aanzienlijk verbreed en verdiept en ten westen
van Vreeswijk kwam een nieuw sluizencomplex onder naam
'Koninginnensluis'. Vanaf de Wiers kwam er een nieuw
kanaalvak naar die sluizen. In 1892 was alles klaar. Voor Vreeswijk
betekende dit, dat de scheepvaart buitenom het dorp ging lopen
hetgeen tot gevolg had dat de handel zich verplaatste naar de
Koninginnenlaan en de latere Handelskade. Vreeswijk kreeg er een
nieuwe wijk bij.
Het Amsterdam-Rijnkanaal en het
Lekkanaal
De geschiedenis herhaalde zich al spoedig. Het
Merwedekanaal voldeed na twintig jaren al niet meer en men zon op
plannen voor weer een nieuw kanaal. In 1931 werd de aanleg van het
nieuwe kanaal in het Staatsblad van het Koninkrijk der
Nederlanden bevolen. De nieuwe scheepvaartroute zou van
Amsterdam langs Utrecht en Wijk bij Duurstede naar Tiel aan de Waal
moeten voeren (het Amsterdam-Rijnkanaal). Bij Jutphaas kreeg het
nieuwe kanaal een aftakking naar de Lek ten oosten van Vreeswijk;
het Lekkanaal. Daar kwamen moderne schutsluizen; de Prinses-
Beatrixsluizen die in 1938 werden geopend. Het was de doodssteek
voor de Vreeswijkse winkeliers. De scheepvaart kwam niet langer
door Vreeswijk en hoewel er plannen werden ontwikkeld in de
nabijheid van de nieuwe sluizen een soort winkelcentrum te bouwen
heeft men dit niet kunnen realiseren. Wel hebben winkeliers vele
jaren op de sluis hun waren met transport- of bakfiets op de sluis
uitgevent doch in het verloop van de tijd stierf dit initiatief een
geruisloze dood.