De naam Jutphaas werd voor het eerst vermeld in een acte uit 1165. Daarin verzocht de bisschop van Utrecht, Godfried van Rhenen (?-1178), aan Frederik I (1122-1190), bijgenaamd Barbarossa, om maatregelen tegen de enorme wateroverlast. In deze acte was sprake van een kerspel Judefax (woongemeenschap met eigen kerk). Dirk van Jutfaes (Theodoricus de Judefax, ambachtsheer van Jutfaes) was een van de mede-ondertekenaars.
Verklaring van de naam
De naam Jutphaas wordt in verband gebracht met het
oud-Germaanse 'fasha'. Dit betekent 'taai gras'; 'Jut' betekent
mogelijk 'rijk' of 'veel'. Van oorsprong zou 'Jutphaas' dus kunnen
betekenen een stuk land begroeid met veel en taai gras.
Ouderdom
Hoe oud Jutphaas is, is niet met zekerheid te stellen. Er
zijn wel een aantal veronderstellingen, waaronder de volgende:
- Mogelijke bewoning in de 10e eeuw zou zijn af te leiden uit oude geschriften waarin wordt beweerd dat 'Jutfaas' een van de oudste plaatsen in dit gewest moet zijn geweest. Al tijdens het bewind van de Frankische vorsten (7e -10e eeuw) zou er bewoning zijn geweest, met daarbij zelfs een bescheiden eigen kerkgebouw.
- Ook historici stellen dat Jutphaas al in de 10e eeuw bewoning heeft gekend. Zij wijzen daarbij op de overeenkomst tussen het familiewapen van het geslacht Jutfaes en dat van de Frankische vorsten uit de 9e eeuw: een gouden veld met zes schuin boven elkaar staande leliën van azuur. De redenering is dat deze familiewapens veel op elkaar lijken en dus wel uit een en dezelfde tijd moeten stammen. Daaruit wordt de conclusie getrokken dat al in de 10eeeuw bewoning is geweest in Jutphaas.
Over deze beide veronderstellingen bestaan nog altijd de nodige twijfels.
Archeologische vondsten
Daartegenover staat, dat rondom het eerdergenoemde kerkje,
dat heeft gestaan op de algemene begraafplaats aan het huidige
Kerkveld, archeologische vondsten zijn gedaan die ontegenzeglijk
uit die tijd dateren. Deze vondsten betreffen onder andere meerdere
munten van de Rooms-Duitse keizers Lodewijk de Vrome (778-840), en
van zijn vader Karel de Grote (847/8-814).
Noormannen
In de 9e eeuw werd Het Sticht, het territorium waarover de
bisschopen van Utrecht landsheerlijk gezag uitoefenden,
herhaaldelijk overvallen door de Noormannen. Alles wat zij daarbij
op hun weg ontmoetten, werd te vuur en te zwaard vernield. In 857
plunderden en verwoestten zij de plaats Utrecht. Het kan dus bijna
niet anders of ook het kerkje van Jutphaas is niet aan hun
vernielzucht ontkomen.
Heerlijkheden
De kern van het vroegere Jutphaas werd gevormd door de
heerlijkheden van het Nedereind en het Overeind. Jutphaas lag in
het Nedereind. Het omvatte enkele tientallen huizen langs de
Vaartse Rijn (nu Merwedekanaal) en de weg naar Utrecht, die daaraan
evenwijdig liep. Een tweede groep huizen lag aan het Kerkveld, dat
zeer oud is. Aan te nemen is dat op deze natuurlijke verhoging
eerdergenoemde kerk heeft gestaan. Zij was waarschijnlijk toegewijd
aan de H. Martinus, patroon van het Frankenland, tevens patroon van
de Utrechtse moederkerk. Omstreeks 1217 werd de H. Nicolaas als
patroon van de Jutphase kerk genoemd. Aan het Kerkveld kwam ook het
rechthuis te staan. Het zwaartepunt van het dorp heeft zich echter
in de loop der eeuwen verlegd naar de oever van de Vaartse Rijn (nu
Merwedekanaal). Jutphaas is in de loop der tijden op vele manieren
geschreven: Iutfaes, Judefaes, Judifas, Judifax, Judefax, Jutfaes,
Jutfais en Jutfaas.