Bevolkingsgroei vraagt nieuw land
De boerderijen van Oud-Leusden, Leusbroek en
op de verschillende horsten
waren zelfvoorzienend. Er werd voor 1100 nauwelijks handel gedreven
en dus moest voedsel en wat men verder nodig had van de boerderij
komen of uit de directe omgeving gehaald worden. Door het hoge
sterftecijfer was iedereen nodig om op de boerderij te werken.
Vanaf de elfde eeuw groeide de bevolking en ontstond er behoefte
aan meer voedsel. Daarom bevorderden de bisschoppen van Utrecht
ontginningen, ook van het veenmoeras in de omgeving van Lisiduna.
Ze maakten bekend dat kolonisten op nieuwe boerderijen in de Vallei
vrijgesteld werden van bepaalde belastingen, die wel betaald
moesten worden voor boerderijen op de oude hoger gelegen
zandgronden. Deze aantrekkelijke voorwaarde zorgde vanaf 1100 en
misschien al iets eerder voor nieuwkomers. Eerst in Hamersveld en
Asschat en aansluitend ook Leusbroek. Het is goed mogelijk dat de
monniken van het klooster de Hohorst met de ontginningen zijn
begonnen. Maar ook boerenfamilies op de horsten en laren zagen nu
nieuwe kansen in het moerasgebied, waar hun voorouders al eeuwen
als het ware op eilanden woonden.
Nieuwe mogelijkheden kwamen er ook voor de boeren van Oud Leusden,
die steeds meer last kregen van het stuifzand en daarom behoefte
hadden aan nieuw land. Dat vonden zij in de lage gebieden ten
westen van de Treek, dus het Heetveld, Leusbroek en het nu in
Woudenberg gelegen Zuurbroek.
Karakteristieke strookverkaveling
Als startpunt van een ontginning werd steevast een hoger gelegen
recht pad gekozen en dwars daarop werden dan, op vaste afstanden,
ontwateringssloten gegraven. Op deze manier ontstonden
karakteristieke percelen dwars op de Hamersveldseweg, de
Asschatterweg, de Leusbroekerweg en de Heetvelderweg. De
ontwateringssloten raakten hun water kwijt in watergangen aan het
einde van de percelen, parallel met de ontginningsweg. De Grift die
bij het Heetveld, in Leusden Zuid en langs de Groene Zoom stroomt,
is een oude gegraven watergang die verschillende ontginningen
afsloot. Via de Grift waterde Hamersveld in het Westen af. Aan de
Oostzijde hadden de Woudsloot en Moorsterbeek deze functie. Deze
watergangen waren net als de Hamersveldseweg noord-zuid gericht.
Nadat het moerasgebied was drooggevallen werden langs de wegen de
boerderijen gebouwd, steeds aan één kant. Zo bleef het beeld van
strookverkaveling langs de Hamersveldseweg tot aan de uitbreiding
van Leusden na de Tweede Wereldoorlog onveranderd. Smalle percelen
met een diepte van ruim 2,5 km dwars op de Hamersveldseweg. De
oudste boerderijen lagen aan de westkant met de achtergevel naar de
weg gekeerd. Bij de Leusbroekerweg en bij de Heetvelderweg is dit
type verkaveling nog steeds goed te herkennen. Het ziet er heel
anders uit dan de blokverkaveling die in het oostelijk gedeelte van
Leusden richting Achterveld en Scherpenzeel veel voorkomt.