In de jaren twintig werd aangedrongen op de modernisering van het Nederlandse wegennet. Rijkswaterstaat zag echter lange tijd niets in snelwegen. Pas in 1929 stelde de minister de tracés vast van de grote snelwegen door ons land. De verbinding Amsterdam-Utrecht-Eindhoven werd A2 genoemd.
In 1936 werden diverse bruggen over de grote rivieren en het Amsterdam-Rijnkanaal opgeleverd. Door de crisis ging de bouw langzaam, al werden ook werklozen ingezet voor de aanleg. Van de A2 lagen er in 1938 nog maar een paar kilometer snelweg: nog geen 10 kilometer rond het kruispunt Ouderijn en een aarden baan bij knooppunt Hooggelegen. In 1942 werden alle werkzaamheden stopgezet.
Pas na de Tweede Wereldoorlog werd de draad weer opgepakt. In 1954 werd de vierbaansweg tussen Amsterdam en Utrecht opengesteld. De weg vormde een snelle verbinding tussen de beide steden, maar was ook een hindernis voor de plaatsen langs de weg. Samen met de spoorlijn en het Amsterdam-Rijnkanaal vormde het een lastig te passeren obstakel. Nieuwer ter Aa werd bijvoorbeeld gescheiden van Breukelen en ook voor de natuur vormt het een grote hindernis. De verbinding tussen het Vechtgebied en de Ronde Venen is voor veel dieren erg lastig geworden.
In de jaren zestig werden de knooppunten omgebouwd tot klaverbladen: een groot deel van de oude minigemeente Ouderijn werd een groot verkeersknooppunt. De weg werd ook telkens weer verbreed en de laatste ontwikkelingen zijn het overkappen van een flink deel van het tracé tussen Utrecht en Leidsche Rijn. Het is een van de drukste wegen van ons land en ondanks alle ingrepen staan er bijna dagelijks enorme files.