Drie jaar voor de bestorming van de Bastille in Parijs, het begin van de Franse Revolutie, vond in Utrecht al een revolutie plaats. Gewapende burgers zetten op 2 augustus 1786 de stadsbestuur af. Er werden verkiezingen voor een nieuw bestuur uitgeschreven. Dat was ongehoord. Het stadsbestuur was altijd benoemd door de stadhouder of had zichzelf aangevuld. De Utrechtse revolutie trok brede aandacht: 'Het oog van de natie is op Utrecht gericht', schreef een tijdgenoot.
Overal in het land rommelde het. Er was een 'patriottenbeweging', die zich verzette tegen het gezag van stadhouder Willem V en zijn aanhangers. De ontevredenen stelden het vaderland voorop en noemden zich daarom patriotten. Zij wensten een eerlijker bestuur, meer volksinvloed en daarmee het terugdringen van de macht van de stadhouder en zijn aanhangers.
Als eerste wilden ze het uit buitenlanders bestaande huurlingenleger vervangen door bewapende eigen burgers. Dat zou de macht van de stadhouder, opperbevelhebber van de huurlingen, flink aantasten.
De Patriottenbeweging had aanhang in alle provincies, maar Utrecht was het centrum. Hoe kwam dat? In de eerste plaats was hier de ontevredenheid zeer groot. De stadhouder had in de provincie Utrecht verregaande bevoegdheden en hij liet deze uitoefenen door een zeer gehate en corrupte figuur: Willem Nicolaas Pesters (1717-1794). Wie niet tot de kliek van deze man behoorde, had weinig kans op aantrekkelijke functies. Deze onvrede werd gekanaliseerd door een vastbesloten en charismatische leider: Pieter Philip Jurriaan Quint Ondaatje (1758-1818). Deze uit Ceylon afkomstige rechtenstudent wist steeds weer ontevreden Utrechters te mobiliseren om in opstand te komen. Zo pleitte hij voor het herstel van de in verval geraakte schutterij, de oprichting van een vrijcorps en zorgde voor blokkades van het stadhuis om de regenten tot concessies te dwingen. Ook maakte hij gebruik van de toenmalige massamedia. Het uiteindelijke doel was de invoering van een democratisch bestuur en dat lukte in augustus 1786. Op dat moment was Ondaatje zelf al afgehaakt om zijn studie af te maken, maar hij had de beslissende ontwikkelingen in gang gezet.
De revolutionaire vroedschap, de Pretense Raad, kwam in mei 1787 voor een zware test te staan, toen een stadhouderlijk leger de stad aanviel, maar de revolutionaire burgers wisten onder leiding van raadslid Jan Anthony d'Averhoult de soldaten terug te slaan. Vier maanden later maakte een Pruisisch leger alsnog een einde aan het revolutionaire experiment. Veel patriotten vluchtten naar het buitenland, onder wie P.P.J. Quint Ondaatje.