Dronkemanspraat
De oudste bekende literaire uitingen in Maassluis zijn die van de rederijkerskamer ‘De Mostertblom’ (1617-1707). Rederijkers waren in de middeleeuwen beoefenaars van de ‘const van rhetorike’ (retorica, welsprekendheid). Ongeletterde middeleeuwers hoorden hierin ‘rede’ en ‘rijke’ en zo ontstond door verbastering het woord rederijker.
De kunst van het rederijkersgilde bestond uit het schrijven en voordragen van liedjes en gedichten en het spelen van toneelstukken op kerkelijke en wereldlijke feestdagen. De inhoud van hun werk was vooral in godsdienstige zaken belerend en moraliserend van aard. De Maassluise rederijkerskamer ‘De Mostertblom’ voerde dan ook als spreuk ‘het hangt aan Godts zegen’. Het blazoen (mooi beschilderd wapenschild) bestaat nog en bevindt zich in Museum Maassluis.
De kamer wilde de Maassluizers niet alleen vermaken tijdens feestdagen, maar had als doel de ‘liefhebbende’ jeugd te oefenen in de rederijkerskunst, om te voorkomen dat zij zich zou bedrinken en kattenkwaad uithalen. Al snel bleek dat van dit loffelijke streven weinig terecht kwam. Vaak ontaardden de feesten van het gilde in rellen en schandalen, ‘dronkemanspraat en vuile bordeeltaal’. Het dorpsbestuur deed zijn uiterste best de kamer op te heffen, maar slaagde daar niet in. 'De Mostertblom' heeft zichzelf na ruim 90 jaar opgeheven, wellicht ten onder gegaan aan de gevolgen van de eigen feesten.
Kompas voor het leven
Uit de 17e eeuw is Frank Metaal (1640-1700) een bekende naam. Hij was geen groot dichter – zijn rijm en ritme rammelen weleens – maar is vooral bekend vanwege de Maassluise liedboekjes. Deze boekjes waren speciaal voor de vissers op zee of voor het huisgezin. Er stonden liedjes, spreuken, gebeden en moraliserende verhaaltjes in om hen ‘hobbelende en tobbelende door de onstuimige zee van de wereld tot kompas te dienen’. Er zijn zeven van deze liedboekjes bekend.
Lofzangen van serieuze dichters
In het begin van de 18e eeuw kende Maassluis een aantal hooggewaardeerde dichters. Een van de meest bekende namen uit dat gezelschap was Hendrik Schim (1695-1742). Ook zijn familieleden Pieter Schim (1672-1737) en Jacob Schim (1700-1762) waren plaatselijk bekende dichters. Mejuffrouw Rijkje Bubbeson (1708-1764) was ook een niet onverdienstelijke dichteres, totdat zij de hulpdominee trouwde, verhuisde uit Maassluis, en stopte met schrijven. Zij is door tijdgenoten beschreven als ‘een bruid om van te watertanden’.
Wat schreven deze dichters?
Voornamelijk boeken vol met stichtelijke gedichten, zedenzangen, lofdichten, bruilofts- en rouwgedichten. Toen Govert van Wijn in 1732 het orgel schonk aan de Groote Kerk, schreven alle Maassluise dichters een lofzang op de gulle gever en het unieke orgel. Deze bundel met lofdichten die tegenwoordig wat hoogdravend overkomen, wordt bewaard in het Museum Maassluis.
In de bewaard gebleven bruiloftsgedichten konden de dichters daarentegen verrassend humoristisch uit de hoek komen. Over Hendrik Schim schreven zijn vrienden dat hij ‘uiteindelijk weinig fraais bezat, maar dat werd goedgemaakt door zijn echtgenote, Anna Buijs, een welgemaakte juffer’. Een buis is een vissersschip en dat inspireerde de vrienden om voor het huwelijk in 1723 de volgende dubbelzinnige regels te dichten:
‘Bevracht uw Buis, o Schim, en breng uit zulk een zee
een volle lading van gevleeschde Schimmen mee.’
Gedenkborden
Het portret uit 1732 van de rijke reder en weldoener Govert van Wijn, bewaard in Museum Maassluis, bevat een lofdicht op zijn goedheid. De laatste regel is een woordspeling op de naam van de schilder (Vollevens) die Van Wijn ‘vol naar het leven’ (tijdens zijn leven) heeft afgebeeld.
Het visserijbord in de Groote Kerk, in 1649 geschonken door de vissers, bevat een lofdicht op de visserij van Bartholomeus Brasser.
Op het eeuwfeestbord in de Groote Kerk, uit 1739, staat een gedicht van Hendrik Schim.
Altijd in moeilijkheden
Willem van der Jagt (1727-1805) is vooral bekend omdat hij geen gebeurtenis in Maassluis voorbij liet gaan zonder zijn stem te verheffen. Hij had een ongezouten mening over het Oranjehuis (stadhouder Willem V) en bemoeide zich met godsdienstzaken. Hij mengde zich in de discussie over het lange of korte zingen in de kerk (het Psalmenoproer, 1775) en in de vijandigheden tussen Patriotten en Prinsgezinden (1785). Daarmee bracht hij zichzelf aardig in moeilijkheden en hij heeft verschillende keren voor zijn leven moeten vluchten voor een woedende volksmenigte.
Moderne dichters
Bekende dichters in de 20e eeuw waren Jan de Lapper en M.A. Sluizer, pseudoniem van respectievelijk Koos van der Linden en Wim van der Stelt. Zij bespraken vele actuele, leuke en minder leuke gebeurtenissen in de Maassluise Courant De Schakel. In 2016 is Jaap van Oostrum tot stadsdichter van Maassluis benoemd. Ook hij publiceert veel gedichten in De Schakel.
Ingetogen bevrijdingsfeest
Op 5 juni 1648 eindigde de Tachtigjarige Oorlog. Zoals in de hele Republiek kwam ook in Maassluis iedereen naar het dorpshuis om de plechtige afkondiging van de vrede te horen. Alle klokken luidden en de schutterij schoot zijn geweren leeg, overal barstten de opgetogen bevrijdingsfeesten los. De Maassluise rederijkerskamer ‘De Mostertblom’ voerde echter geen toneelstukken op en maakte ook geen rondgang door Maassluis met trommels en vaandels, zoals in andere plaatsen gebeurde. De rederijkers hadden namelijk enkele weken eerder een verbod gekregen voor openbaar optreden. De dorpsbestuurders vonden dat zij te veel de jongeren op het verkeerde pad brachten. Ook andere vreugde-uitingen werden tot een minimum beperkt. De vreugdevuren moesten op een afstand van veertig roeden van de bebouwing gebeuren. Het lossen van vreugdeschoten mocht, maar niet met proppen omdat hiermee ruiten en daken beschadigd konden worden.
Het moet een ingetogen feest zijn geweest, er waren geen ongeregeldheden. Het dorpsbestuur was tevreden.