Hoe kwam Fenacolius in Maassluis terecht?
Johannes Lenaertsz Fenacolius (1577-1645) is waarschijnlijk in Zevenhuizen geboren. Zijn vader heette Lenaert Vennecool. Deze naam is later door de geleerde zoon – hij heeft Godgeleerdheid gestudeerd in Leiden – naar gewoonte van die dagen veranderd in het Latijns klinkende Fenacolius.
In 1598 was de eerste protestantse kerk van Maassluis, de Kleine Kerk op de Hoogstraat naast de Monsterse Sluis, in gebruik genomen. In de periode 1598-1608 waren er twee predikanten in Maassluis aangenomen, maar ook weer vertrokken. De kerkelijke gemeente moest op zoek naar een nieuwe dominee en de keuze viel op Martinus Nicolai uit De Lier. Maar deze bedankte voor de eer. Dan maar vragen of ds. Fenacolius, predikant in ’t Woudt, zin had in de functie. Ondanks dat hij tweede keus was, gaf hij gehoor aan het verzoek. Hij werd op 31 oktober 1608 in zijn functie bevestigd.
Hij ging voortvarend te werk en bleek een man van orde. Fenacolius was nauwelijks in dienst van de kerk of hij bepaalde al dat iedereen die niet op tijd (of helemaal niet) naar de kerkenraadsvergadering kwam een boete kreeg. Dat geld ging naar de armen, want Fenacolius stond bekend om zijn vrijgevigheid. Dat leidde geregeld tot conflicten met de diakenen, de kerkdienaars die tot taak hadden de noodlijdenden te verzorgen.
De wraak van Van Egmond
Hij was ook buiten de kerk een krachtfiguur. Dat kon, want kerk en staat waren niet gescheiden. De ambachtsheer van Maassluis (het hoogste gezag in het dorp, boven de Schout) probeerde in 1616 meer invloed te krijgen bij het kiezen van de kerkenraad. Dat viel bij Fenacolius verkeerd, want dat gaf het wereldlijke gezag veel medezeggenschap in kerkelijke zaken. Fenacolius weigerde. De ambachtsheer zette door en kreeg steun van de Schout en twee Schepenen uit het gemeentebestuur en van één ouderling uit de kerkenraad. En zo geschiedde: kerkenraadsverkiezing met inspraak van de burgerlijke overheid. Het ging erop lijken dat Fenacolius bakzeil moest halen, maar hij streed door. Hij legde de zaak voor aan het hoogste gezag van Holland, de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Dat gesprek liep hoog op. Ambachtsheer Van Egmond riep boos dat niet Fenacolius, maar God de kerkelijke gemeente van Maassluis had gebouwd. Waarop Fenacolius antwoordde: ‘maar wel door mij als zijn instrument’.
De dominee weigerde op zondag 7 januari 1617 om de namen van de – in zijn ogen onwettig – gekozen kerkenraadsleden bekend te maken, alsof er geen ambachtsheer bestond. Van Egmond protesteerde, maar de kerkenraad stond, op één ouderling na, volledig achter het standpunt van Fenacolius.
Die nederlaag zat Van Egmond niet lekker en hij nam wraak in allerlei persoonlijke dingen. Fenacolius kreeg elk jaar van de ambachtsheer een toelage van 50 gulden, maar dat was nu afgelopen. Ook Lambrecht Franszoon, een metselaar die achter Fenacolius stond, kreeg van Van Egmond geen opdrachten voor metselwerk meer.
Belasting op eigen middelen
Fenacolius streed niet alleen voor zelfstandigheid van het dorp Maassluis en van de kerkelijke gemeente. De kerkgemeente groeide ook gestadig. Het kleine kerkje op de dijk was op zondag veel te vol. Toen er een stellage met mensen was ingestort, waarbij een dode viel, werd de situatie onhoudbaar. Maassluis wilde een grotere kerk, maar hoe bouw je die? Eenvoudig: Fenacolius ging zelf kijken bij de bouw van de Noorderkerk in Amsterdam en kocht de tekeningen. Hij nam de leiding over de bouw en de financiering op zich en bemoeide zich met alle aspecten.
Niet dat alles toen op rolletjes ging. Nadat er een aantal bouwkundige problemen waren opgelost, dienden zich financiële moeilijkheden aan. Ditmaal van de zijde van de belastingautoriteiten. Als een kerk bouwmaterialen kocht moest zij daar belasting over betalen. Te gek voor woorden vond Fenacolius. Een kerk bouwen uit eigen middelen, zonder subsidie, en dan ook nog belasting betalen. Hij bezocht een vergadering van de Heren Staten van Holland en pleitte voor ‘vrijdom van impost’. En met succes, de heffing ging niet door.
Uiteindelijk werd de kerk op 9 oktober in 1639 in gebruik genomen. Vreugde voor de Maassluizers en natuurlijk voor ds. Fenacolius. Maar voor hem werd de vreugde overschaduwd door het overlijden van zijn vrouw in de nacht ervoor. Ondanks het verlies stond Fenacolius erop om de openingsdienst te leiden. Onverzettelijk als altijd.
Hij stierf op 13 mei 1645 op 67-jarige leeftijd.
Het woord ‘Fenacolius’
De prachtige naam Fenacolius is de ‘verlatijnsing’ van het Nederlandse vennecool. Het is dus geen vertaling, de klank is gebruikt om een Latijns klinkend woord te maken. Vennecool is een oude schrijfwijze van veenkool, een knolachtige plant die goed gedijt op veengrond. Wij kennen dit plantje tegenwoordig als venkel.