Na de Tachtigjarige Oorlog komt het onderwijs in deze regio in de knel. Weinig scholen, bovendien geleid door protestantse schoolmeesters – niet aanlokkelijk voor een katholieke gemeenschap. Na de Franse Tijd (ca. 1800) verandert dit. De organisatie van het onderwijs komt in handen van de staat. Er verschijnen openbare scholen op algemeen christelijke grondslag.
Benoeming onderwijzers
Het zijn vooral de gemeenten die er de onderwijzers benoemen. Ze hanteren daarbij drie klassen: van personen met enige aanleg tot schoolmeesters met uitmuntend gedrag. ‘Met enige aanleg’ of ‘uitmuntend’ – altijd is het salaris mager. Een bijbaan als koster of organist is vaak noodzaak. Wel verstrekt de gemeente meestal een woning met tuin.
Nieuwe grondwet
Met de grondwet (1848) en de latere onderwijswet, krijgt ‘scholing’ een steviger basis. Lezen, schrijven, rekenen en taal worden verplichte vakken. Maar de praktijk is weerbarstig. Rond 1860 kan de helft van de meisjes en een derde van de jongens in de Kempen op twintigjarige leeftijd niet schrijven. Ook daarna gaan veel kinderen lange tijd alleen in de wintermaanden naar school. Er bestaat geen leerplicht en veel ouders houden hun kinderen thuis om mee te werken op het land of in het huishouden. Rond 1900 wordt onderwijs wettelijk verplicht en gaan kinderen in elk geval tot hun twaalfde jaar naar school.
Weer katholieke scholen
Katholiek onderwijs staat in de negentiende eeuw aan de zijlijn, ook in de Kempen. Te duur, ouders moeten het zelf betalen. Maar aan het eind van de eeuw verandert het. Zo vestigen in 1884 de Fraters van Tilburg zich in Reusel en bouwen daar, behalve een eigen klooster, de Sint Cornelius(kost)school. Ook in Bladel, Bergeijk en Eersel verschijnen kort nadien kloosters van waaruit congregaties het onderwijs verzorgen. Van katholieke snit, op eigen kosten. Bij de wettelijke gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs in 1917 neemt het Rijk de bekostiging over. Dan maken ook de niet-kloosterscholen in de Kempen de overstap naar katholiek onderwijs. Personeel en lesprogramma blijven lang hetzelfde, wel krijgt het schoolgebouw veelal de naam van een patroonheilige. Later verandert ook het lesprogramma en beheerst het geloof het kinderleven in én buiten schooltijd.
Stevig verankerd
Het Kempische onderwijs komt sterk onder invloed van de katholieke kerk. Behalve bij de lagere scholen vinden we dit ook terug bij de landbouwcursussen en de reguliere landbouw- en huishoudscholen. Voor algemeen vormend voortgezet onderwijs zijn tot in de jaren vijftig zowat alle opleidingsmogelijkheden gekoppeld aan kerkelijke instituten. Jongens kunnen naar het seminarie om priester te worden, of zich bij een kloosterorde laten opleiden tot pater of frater. Meisjes kunnen non worden. In alle gevallen betreft het in beginsel een keuze voor een celibatair leven met werk in de zielzorg, de missie, het onderwijs of de verpleging. Overigens haken leerlingen nogal eens af net voordat ze hun celibataire belofte afleggen. Geen toekomstig religieus leven, wel een schoolopleiding op zak.
Rond de jaren zestig komt voortgezet onderwijs voor meer kinderen binnen handbereik. Enkele onderwijspioniers leveren daar hun bijdrage aan. Lang nog doen ze dat vanuit scholen van puur katholieke signatuur.
Roer opnieuw om
Tot zeker halverwege de jaren zeventig zit de rooms-katholieke geloofsovertuiging tot in de haarvaten van het Kempische onderwijs. Dan gaat het roer opnieuw om. Onder invloed van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen worden geloof en onderwijs losgekoppeld. Ook bij deze omslag laten zich verscheidene onderwijsgevenden zien die het beeld van de onderwijsvernieuwing bepalen. Veelal individuele meesters en juffen, soms ook complete schoolteams. Spoedig ook worden krachten gebundeld en onderwijsrichtingen samengebracht. In deze ontwikkeling groeit het Pius X-college in Bladel uit tot de grootste middelbare school van de Kempen.